Een bijzonder gedicht vandaag, omdat het geschreven werd door een van de werkelijk grote prozaschrijvers die ons taalgebied rijk is geweest en omdat hij zich nauwelijks aan de dichtkunst heeft overgegeven, hoewel hij het woord meer dan machtig was. Lees daarom met des te meer aandacht “De zee” dat van de hand van Willem Elsschot (1884 – 1960) afkomstig is en waarin hij met woord en klank en rijm, hoewel vooroorlogs getoonzet, het deinen en golven ervan probeert te benaderen en weer te geven:
Wat een machtig en woelerig deinen
van baar op baar,
bruisend opstaand en bruisend verdwijnend
over elkaar.
De stemklank der mensen die zingen
maakt mij zo wrang;
van verouderde krachtloze dingen
spreekt mij hun zang.
Doe uw geesten mij bouwen een woning
diep in uw schoot,
waar ik zingen zal als barenkoning
tot mijne dood.
Want geen keel die aan wal uwe zangen
ooit navertelt,
en geen mensenbrein ooit zal vervangen
uw effen geweld.
Begrijp jij dit?
Oh ja, je hebt het al toeglicht, zie ik. Ik denk dat dit knap is maar mijn pet te boven gaat.
Niks de pet te boven, maar meer een kwestie van ervoor gaan zitten en een paar keer lezen en herlezen.
Gaapverwekkend.
Goh, je hebt nu al Hans Warren en Elsschot – toch niet de minsten in de Nederlandse literatuur – afgeserveerd. Laat hu eens horen wat dan volgens jou zo geweldig is. Ben echt benieuwd.
Ik serveer Elsschot niet af. Ik heb het niet zo op dit soort gedichten. Overigens heb ik Warren als schrijver niet afgeserveerd. Zijn manier van leven in zijn jonge jaren, dat hij ongegeneerd beschreef, vind ik weerzinwekkend en kon daar moeilijk doorheen lezen.
A.F.Th. van der Heijden (de Gevarendriehoek), Reve (alles tot 1975) , W.F. Hermans (Nooit meer slapen), Bernlef (Hersenschimmen) zijn zomaar een paar Nederlandse schrijvers en boektitels die er voor mij uitspringen. En nog veel meer. Ik lees en geniet van boeken, ik voel mij niet geroepen anderen ervan te overtuigen dat iets goed is. Dat mag iedereen zelf bepalen. Dus ik snap niet waarom je zo gepikeerd reageert.
Gepikeerd ben ik zeker niet, wel onomwonden zoals jij dat evenzo bent in je oordelen over de laatste twee zondagsgedichten van Warren en Elsschot. Wat verder niet geeft, wat mij betreft. Overigens ben ik in mijn reaktie niet helder genoeg geweest, merk ik. Want ik was er juist benieuwd naar welke gedichten of misschien dichters meer aan jouw smaak tegemoet kwamen. En dat ben ik nog steeds, zonder hard feelings.
Dit spreekt mij aan:
Tijd
Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen …..
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.
– De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ….
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?
Maria Vasalis,
uit Parken en Woestijnen.
Uitgeverij van Oorschot 1940
Het zal je deugd doen dat de biografie van Vasalis op dit moment bij ons gelezen wordt. En niet alleen omdat die biografie zo interessant is, maar ook omdat wij wat met Vasalis als dichteres hebben.
Wat bedoelen ze met barenkoning?
De vorst, de heerser van de golven…
wat houdt de derde vers in?