Louis Paul Boon (1912 – 1979) was zonder twijfel een van de grotere geesten welke onze Zuiderburen in de twintigste eeuw hebben gekend. Zowel als schrijver, kunstschilder en als dichter wist hij grote hoogten te bereiken en realiseerde hij steeds een interessant oeuvre. En passant bezigde hij ook nog de nodige losse gedachten, kwinkslagen en metaforen, die gemakshalve maar “Boontjes” genoemd worden. Ik heb er negen van verzameld om die hier nog eens een plaats te geven:
De hardste strijd in het leven is de strijd om niet bitter te moeten worden.
Hier en daar leeft tussen de mensen een mens die zich van zijn slechtheid bewust is, en juist door dit bewustzijn blijk geeft een ietsje beter te zijn dan de anderen.
Vreemd, dat je alleen familie bezit om ze te ontmoeten bij sterfbedden en begrafenissen.
In het geluk wil de mens alleen zijn, in het gevaar wil hij de anderen om zich heen weten.
Op de door iedereen geprezen gulden middenweg heeft men meestal ook maar middelmatig werk geleverd.
Het onderbewustzijn is een soort bedriegersput waarin alle steentjes vallen waarover we zouden struikelen en de nek breken.
Slechts hij die de dingen weergeeft waarvan hij bezeten is, kan waardevol werk maken.
Een mens begint eerst verstand van vrijen te krijgen als het te laat is om er verstand van te hebben.
Meestal zijn de domsten ook de meest vasthoudenden.