Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.
En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
is met armen en benen aloude geheimen vertellen
aan het allesbegrijpende water.
Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water.
Want in het water adem ik water, in het water
word ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.
Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.
(Aldus Paul Snoek, een Vlaams dichter en kunstschilder, die leefde van 1933 tot 1981 en een van de meer vooraanstaande representanten was van de Vijftigers, een literaire stroming van kort na de Tweede Wereldoorlog welke zich richtte op de vernieuwing van met name de Nederlandstalige dichtkunst)