Portugees dagboek (40)

Tot slot en besluit nog een veertigste en dus laatste editie van mijn Portugees dagboek, waarin uiteraard aandacht voor de terugreis, die immers ook een deel van een vacantie uitmaakt. Want wordt ze louter en alleen als een verplaatsing gezien om op de gewenste plek te komen, dan wordt zo’n reis van rond de 2500 kilometer echt een bezoeking, zelfs als ze in drie etappes wordt gereden. Dus maken we er altijd wat van. Ook deze keer. En keken we onze ogen daarom uit. Met name in Spanje, omdat met name het binnenland ervan op de heenreis door dichte mist aan onze aandacht was ontsnapt en verder omdat dat grote midden toch een soort van blinde vlek in onze kennis van Spanje vormde. Eigenlijk, naar bleek, niet ten onrechte, omdat het gebied tussen Cordoba, Madrid en Valencia niet veel meer dan een grote leegte was afgezien van een enkel natuurpark hier of een fraai gelegen stad daar. La Mancha heette het, waar geen eind aan kwam en uitsluitend winterse verveling leek te heersen. Waarmee tegelijk bevestigd werd dat het er in de zomer wel onnoemelijk heet, uitzichtloos en moordend heet zal moeten zijn. Bovendien een gebied dat ook nog eens doorkruist wordt door kilometerslange lineaalrechte wegen waar je als automobilist in feite slechts tegen de slaap vechten moet en kunt omdat er anders achter het stuur niets valt te zien of te beleven op die autoweg die als een streep door Spanje is getrokken tussen Badajoz en Valencia.

Waarop ook nog eens zo weinig verkeer te bekennen of anderszins te doen is, dat er ook maar vanaf is gezien om hier of daar een wegrestaurant van formaat te plaatsen. Waarschijnlijk op grond van de redenering dat tegen de mateloze verveling die bij dit land hoort zelfs dat soort afleiding niet is opgewassen. Een boze droom dus, La Mancha, waaruit je op het eind ervan wel heel ruw en onbarmhartig wordt wakker geschud als je arriveert op een plek waar dan eindelijk wat te doen blijkt. Maar vraag alleen niet wat en hoe. Want erger dan dat, wat ik in de buurt van Valencia in Bunjol aantrof, kan het haast niet. De Spanjaarden konden op dit soort verschrikkingen wel het patent hebben, dacht ik meteen toen bij de aanblik van de ellende in dit oord, onmiddellijk bij mij het beeld op kwam van nog zo’n vreselijke Spaanse plek, namelijk Eibar in het Baskenland. De hel op aarde is het er nog net niet, maar het zweet des aanschijns in de muil van het kolossale monster dat de cementfabriek in Bunjol is, lijkt de enige bron van menselijk geluk te vormen. Want met de beste wil van de wereld is daar aan het eind van la Mancha geen ander lichtpuntje te bekennen. Met welke indruk onze reis nagenoeg op haar einde liep en wij ons konden troosten met de gedachte dat wij gelukkig de middelen hadden om ons spoorslags naar veel beter oorden te begeven.

Advertentie

Over robschimmert

een senior met een brede belangstelling en een sterke maatschappelijke betrokkenheid, die daaraan op schrift en in de vorm van een weblog vooral uitdrukking wil geven.
Dit bericht werd geplaatst in Persoonlijk en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s