In dit Portugees dagboek moest een keer dat jaloersmakende verhaal aan bod komen. Bij deze dus, als de achterblijvers in een grijs, nat en kil Nederland de beschrijving moeten lezen van een zondagmiddag op het Praia Santa Eulalia. Waar Portugese gezinnen, vakantiegangers en pensionado’s hun beste heenkomen zoeken en uitgestrekt op het zand van of het groen aan het strand bij een temperatuur van 17, 18 graden onder de koesterende winterzon van het kijken naar elkaar en van het geluid van de branding liggen te genieten. Een typische niets-aan-de-hand-omgeving waar het leven zijn loop neemt en op zijn zondags voortkabbelt, en eigenlijk net zo zondags is als op de Goetheplatz in Weimar, op het Vrijthof in Maastricht of aan de boorden van het Lago Maggiore in Stresa.
Zondagser kan het haast niet, als de grote, boze wereld op afstand is gezet en het kleine geluk haar kans krijgt en ook nadrukkelijk grijpt. In miniatuur als dat meisje van 2 zich onder de ogen van een trotse vader en moeder amuseert met een passerende pup, terwijl het zeewater om haar enkels spoelt. Of als dat oudere stel onder het oog van de haar omringende wereld die wereld totaal vergeet en slechts oog voor elkaar heeft, omdat het kan en mag. Of als die twee tachtigplussers hand in hand genieten van wat er nog voor hen is weggelegd. Zulk klein geluk dus, dat in feite het grote geluk is en alleen maar groter wordt op dat Praia Santa Eulalia bij 17, 18 graden onder de winterzon. En wat een voorrecht toch om daar bij te mogen zijn en het intens mee te kunnen beleven.
Heerlijk als je s’lands opgedrongen nieuwsberichten even ver achter je kunt laten en dan nog op een heerlijk strand bij kabbelende golven en een behaaglijk zonnetje. Daarvoor moet ik toch wel even in mijn geheugen grijpen.