De afgelopen vier weken kwamen er weer een aantal gedachten en invallen bij mij langs die te klein waren om er een hele blog aan te wijden, maar aan de andere kant toch voldoende substantie bevatten om ze te laten beklijven en ze vast te leggen in een volgende krabbel in de kantlijn.
Zo viel het mij zwaar om een antwoord te geven op de vraag waarom herenfietsen van oudsher een stang hebben, waar die bij de dames geheel ontbreekt. Wat is de betekenis en het doel van dit verschil, dat in ieder geval niet bijdraagt aan het comfort of de veiligheid van de mannen terwijl ze fietsen, eigenlijk eerder de kans verhoogt op fysiek ongemak?
Met het vorderen der jaren is de aanvechting om reünies bij te wonen of af te lopen alleen maar kleiner geworden. De ervaring heeft mij geleerd dat je er slechts van een koude kermis thuis komt met al die verhalen over wie er nu weer gestorven is of wie aan welke ziekte lijdt om over andere narigheid nog maar te zwijgen. En het treurige is dat al dit verzamelde leed met de jaren eigenlijk slechts erger kan worden.
De openbare ruimte verrommelt steeds meer zonder dat dat nog opvalt. We raken eraan gewend dat bijvoorbeeld in restaurants jassen en wat dies meer zij niet meer aan kapstokken worden opgehangen, maar op een naburige stoel worden gelegd of erover worden gedrapeerd. Een teken des tijds, hoewel fraai echt stukken anders is.
En dan is er nog Geleen, een gemeente die zich ooit in een dolle bui – het moet voor of tijdens Carnaval zijn geweest – van het predikaat ‘wereldstad’ voorzag. Het treurige is dat de knipoog daarbij steeds meer uit het zicht raakte en er een oprecht geloof voor in de plaats kwam, zonder dat daar ook maar ergens een aanleiding voor te vinden was. Wat met de jaren meer en meer duidelijk werd en bleek uit de volslagen onttakeling van haar binnenstad annex winkelcentrum. Waar uiteindelijk niets anders van overbleef dan betonnen treurnis en een keten van leegstand, waar je niets te zoeken kunt hebben, dus er in een wijde boog omheen loopt of rijdt. Des te verdrietiger of verbazingwekkender is het dan als je momenteel die omtrekkende beweging maakt, om langs al die doorgaande wegen billboards te zien staan waarop het ‘fabelachtig Geleen’ wordt aangeprezen. Wat de logische vraag oproept wie er in dat onzalige Geleen toch volhardt om ziende blind te wezen.