Een parel aan de Rijn. Zo kan Düsseldorf nog het best genoemd worden. Waar niets te veel mee is gezegd, heb ik nu eigenlijk voor de eerste keer gemerkt, terwijl ik toch al diverse malen in die stad ben geweest. Maar dat was telkens na een busreis. Dan word je in feite ergens afgezet zonder dat je, passief als je als busreiziger toch bent, de moeite hebt genomen om je goed te oriënteren. Met eigen vervoer ligt dat dus heel anders en ervaar je ook pas hoe een plattegrond in elkaar steekt en ook hoe gemakkelijk bereikbaar en toegankelijk een forse stad als Düsseldorf is, met name vanuit Zuid – Limburg. Een uur en een kwartier rijden. En dan sta je echt in het hart van een meer dan fraaie stad, die zich geheel rond de bocht die de Rijn ter plaatse maakt, heeft gevlijd.
Waarlangs het dan ook kilometers lang geweldig flaneren is over een mooi aangelegde promenade. Van daaruit is er altijd een entree naar de Altstadt, naar de aangrenzende fameuze Königsallee en naar het grote, eigentijdse winkelcentrum. Daaromheen, maar altijd gemakkelijk beloopbaar, zijn de vele cultuurinstellingen te vinden zoals een viertal grote musea, de Opern am Rhein en last but not least de Tonhalle, welke in 1925 werd gebouwd en ook de architectonische sporen draagt die typerend waren voor het Duitsland van die jaren. In zo’n mondaine en tegelijk Bourgondische omgeving komt de inwendige mens altijd en overal aan zijn trekken. Waardoor Düsseldorf zich laat zien als een stad waar het leven echt goed is en daarmee dus een stad is om te bezoeken en van te houden.
Ik vind het ook een fijne stad om te zijn, vooral in de Altstadt.