Hij is een van mijn favoriete dichters. Al op de middelbare school raakte ik onder de indruk van het werk van Jan Jacob Slauerhoff (1898 – 1936) dat onder andere een neerslag was van zijn opwindende levensloop als scheepsarts, avonturier en dichter, en dat een gekweld mens laat horen, een onversneden romanticus, die een spoor van verloren liefdes en verbroken vriendschappen naliet. Maar van dat slag zijn er wel meer te noemen. Wat Slauerhoff bijzonder maakt, is dat zijn werk zo tijdloos is. Hij is verstaanbaar gebleven, begrijpelijk, springlevend, zoals het volgende gedicht ‘Lisboa‘ onmiskenbaar bewijst:
Een stad van grijswitte gebouwen
En halfvoltooide huizen,
Van ruïnes die spoorloos vergruizen
En zuilen die zichtbaar vergrauwen.
En overal zijn nog de puinen
Van de aardbeving openbaar.
Waarom zou men bergen en ruimen?
Onder de aarde dreigt steeds het gevaar.
Paleizen zijn scheef afgesneden,
Van andre ontbreekt een brok muur.
Lisboa bestaat in ’t verleden,
Maar ’t kent geen rust, enkel duur.
Was het ooit aan een stad gegeven
Voort te leven als geest,
Vreemd nu en trouw vroeger gebleven
Na een asregen op een feest?