Het goede presteren van Steven Kruijswijk, dat uiteraard enig chauvinisme in mij wakker maakt, weerhoudt mij er toch niet van om wat vraagtekens te zetten bij de Vuelta a Espana, de Ronde van Spanje. Want is het nog wel een Ronde van Spanje in de gebruikelijke zin van het woord, dus zoals ze oorspronkelijk bedoeld was, als een rondgang door het land, waarbij de grotere steden als finishplaats werden aangedaan. Van dat idee, die opzet is in de huidige praktijk en tijd weinig meer overgebleven. Vermoedelijk onder druk van sponsors en de commercie wordt meer en meer een traject uitgezet, in twintig of eenentwintig etappes, waarin zoveel als mogelijk in spektakel wordt voorzien. Met vooral aankomsten op de top van een berg, die dan bereikt moet worden langs de onmogelijkste wegen, die vaker nauwelijks verhard of geasfalteerd zijn en daarmee meer weg hebben van geitenpaadjes. Met stijgingspercentages die nogal eens tussen de twintig en dertig procent liggen en beklimmingen over een lengte van zeven tot acht kilometer, waarbij de gemiddelde hellingsgraad tien tot twaalf procent bedraagt. Kwelgeesten van bergen worden er door de organisatie van de Vuelta uitgezocht zonder dat echt de indruk wordt gewekt dat nog met de mogelijkheden en het welzijn van de renners rekening wordt gehouden.
La Camperona, de Alto Les Praeres en de Lagos de Covadonga in het Asturische gebergte en in de Picos de Europa vormden het woeste decor voor het meest recente lijden van het profpeloton, dat eigenlijk drie dagen lang over de kling werd gejaagd. Met als doel om toeschouwers langs de weg en de tv-kijkers thuis te vermaken, maar ook om als wielerronde van Spanje de concurrentiestrijd met de Tour de France en de Giro d’Italia vol te kunnen houden. Over de rug dus van de 180 wielrenners die op de uitzonderingen na voor een habbekrats dit lijden ondergaan, dat nauwelijks nog van deze tijd genoemd kan worden. Waardoor ze nog steeds het predikaat van dwangarbeider van de weg verdienen. Met ook mij als de toeschouwer die voortdurend met de mond open op het punt van mijn behaaglijke stoel thuis zit, maar toch meer dan eens met een dubbel gevoel. Want mij enerzijds verlekkerend aan dat magische schouwspel dat dat lijden van die wielrenners inhoudt en natuurlijk vol bewondering voor het presteren van Steven Kruijswijk. Maar tegelijk ook met die bal in mijn buik vanwege die enkele vraag of het nog wel van deze tijd is dat dit mensen wordt aangedaan onder de noemer die sport heet en omdat het geld in het laatje brengt. Dat enkele idee gooit wel eens roet in het eten en bederft zo de hap die mij zo vaak smaakt als ik naar zo’n wielerwedstrijd kijk.
Concurrentie met de TdF is er niet, beide worden georganiseerd door de Franse ASO. Ook in Frankrijk rijdt de Tour naar kleine plaatsen, die een bak geld dokken voor wat aandacht. En ook daar veel verplaatsing waarvan enkele met het vliegtuig. En ook daar hele delen van het land die worden overgeslagen. De Giro bakt het nog bruiner, die begon dit jaar in Israel. De Vuelta is doorgaans alleen in Spanje. In 2012 kwam die overigens niet zuidelijker dan Madrid. Dit jaar valt dus reuze mee.
Je vraagt je af waar deze jongens het voor doen…
Juist de Spaanse Ronde heeft voor mij wel iets.
Sportieve groet,