Het planten van de nationale driekleur in ’s lands vergaderzaal of het pleidooi om leerlingen dagelijks voor aanvang van de lessen het Wilhelmus te laten zingen is natuurlijk jereinste symboolpolitiek. Als het de bedoeling is om daarmee de Nederlandse waarden, de vaderlandse cultuur te bevestigen of te versterken, dan zijn dat pogingen die tot mislukken gedoemd zijn. Het worden zelfs sneller curiosa in een omgeving waarin de invloeden van buitenaf in toenemende mate de kans en ook de overhand krijgen en daarmee wat typisch Nederlands en vertrouwd is en van waarde wordt geacht, volledig ondersneeuwen of overspoelen. Daar helpt geen vlag of volkslied aan als de geesten en de behoeften van mensen veel meer en sterker gericht zijn op het soort verandering, aanpassing waar het persoonlijk voordeel het gemakkelijkst voor het grijpen ligt, tastbaarder is dan symbolen die op het eerste en tweede gezicht weinig tot niets opleveren. Dus kan het al helemaal geen verwondering meer wekken dat het ene na het andere Amerikaanse fenomeen met gemak in de Nederlandse samenleving wordt geïntroduceerd. Het is bijna logisch te noemen dat na Valentijnsdag en Halloween, waarop eigenlijk niemand zat te wachten, nu Black Friday zijn intrede bij ons doet.
En opnieuw met succes en zonder dat het aan de orde is of daarmee een al lang bestaande behoefte wordt vervuld. Welnee, geen sprake van. Maar omdat er dus ergens schoorstenen moeten blijven roken, is dan niets te dol en blijkt Amerika toch telkens weer het beloofde land en vooral dat land dat onbegrensde mogelijkheden biedt en heeft, waaruit naar believen geput kan worden. Zonder dat het verder relevant is of iets of iemand er eigenlijk mee opschiet. Dus de vraag met betrekking tot zin of nut, speelt geen rol. Draaipunt is en blijft dat het geld moet rollen als het er in overvloedige mate is. En als dat niet vanzelf gaat, dan moet er links en rechts een helpende hand worden uitgestoken. Met als resultaat zoiets doelloos als het koopjescircus dat Black Friday heet en dat de consument nog meer de kant van het winkelbedrijf op moet krijgen. Mooier en zinniger is het niet en kan het ook niet gemaakt worden, terwijl het wel onafwendbaar is en over ons komt. Daar is het rood, wit en blauw en het Wilhelmus op geen stukken na tegen bestand. Omdat wat waarde heeft, weerloos is tegen de vulgariteit van het geld en aardse behoeften.
Ze noemen het vooruitgang, maar ik heb zo mijn twijfels… Van Democratisch naar commercieel.
Die laatste zin zegt het.
Het is vrijwel de enigste geneugte in de publieke ruimte die ons nog rest ‘koopjes’, bonus, hamsterweken, magisch kerstvieren, route 99, sale!, prijzenfestivals enfin de hele marketing truckendoos