Hij moest hier een keer aan de beurt komen, de onvolprezen sportdichter Nico Scheepmaker (1930 – 1990) die hier op zijn manier de dichtkunst verder beschrijft en definieert in “Poëzie is…”
Poëzie is als je het hart opent
met een zilveren sleuteltje
dat ook op een fietsslot past
met een zilveren sleuteltje
dat ook op een fietsslot past
Het doet er niet toe wat de dichter
beweren wil als het maar waar is
voor tachtig of honderd procent
beweren wil als het maar waar is
voor tachtig of honderd procent
Soms worden de woorden zwaar
als van goud, en blijven niet drijven
En soms is een zeepbel genoeg
om het barsten der aarde te zien
als van goud, en blijven niet drijven
En soms is een zeepbel genoeg
om het barsten der aarde te zien
We moeten met een fijn gevoel
en met heilige overtuiging
geloven in wat de dichter
per ongeluk heeft gezegd
en met heilige overtuiging
geloven in wat de dichter
per ongeluk heeft gezegd
Want als het niet mooi is dan is het
toch altijd nog waar en betrouwbaar
en meer dan van wie ook de stem
van een medemens, bang voor zichzelf.
toch altijd nog waar en betrouwbaar
en meer dan van wie ook de stem
van een medemens, bang voor zichzelf.