Het is bijna een mensenleven geleden. Op drie dagen na achtenvijftig jaar geleden. We schrijven 15 juni 1958. Het is een mooie zondag. Ik was veertien jaar. Toen nog een kind dat in de verste verte niet kon vermoeden dat leeftijdgenoten een halve eeuw later comazuipers waren geworden. Vooruitgang, heet dat. Maar wij waren dus nog kinderen en ik niet in het minst op die zondag waarop ik eigenlijk voor het eerst my finest moments mocht beleven. Alles kwam zo maar tezamen. Vlak bij de plek waar ik woonde, werd in de vier dreven de ronde van Culemborg gereden, met deelname van mijn plaatselijke held Jan van der Stroom en coryfeeën als Piet Steenvoorden uit Heemstede en Adri van Steenselen uit Mijnsheerenland. Namen die ik nooit zal vergeten omdat ze zich bij ons thuis douchten en aankleedden. Want zo ging dat toen. Sporters die aanraakbaar waren en ook nog eens bij de mensen thuis. Waardoor ze nog dichter bij kwamen en jij je favorieten al op een presenteerblaadje kreeg. En een wielerronde was in de bezadigde vijftiger jaren een waar evenement, zeker voor zo’n jongen als ik, met mijn veertien jaar. Logisch dat ik de hele dag in de berm langs het parcours lag, om achtereenvolgens naar de koers van de aspiranten, de nieuwelingen en de amateurs te kijken. Vlakbij, haast met mijn oor in de luidspekers. Want uiteraard wilde ik het verloop van de koers, ook bij monde van de speaker volgen, met de namen en rugnummers bij de hand en die van mijn favorieten ook nog eens in mijn hoofd.
Maar wat die dag extra bijzonder maakte en mijn verblijf praktisch in de luidsprekers verklaarde, was dat op diezelfde dag de fameuze beslissingswedstrijd om het voetbalkampioenschap van Nederland in Nijmegen werd gespeeld tussen het Utrechtse DOS en Sportclub Enschede met Abe Lenstra in de gelederen. Fragmenten van het radioverslag van die wedstrijd werden via de luidspreker uitgezonden en hadden vooral mijn aandacht. Ik zat toentertijd in Utrecht op de middelbare school. Waardoor een en een uiteraard snel twee is en ik dus zwaar sympathiseerde met DOS. Omdat ik toen al wist dat je toch ergens bij moest en ook wilde horen. Dus had ik het helemaal met de club van de door mij zo bewonderde voetbalkunstenaar Tonnie van der Linden, die dan ook die dag zijn DOS, mijn DOS, landskampioen maakte. Waardoor mijn dag al niet kapot kon, maar helemaal haar bekroning kreeg toen Adri van Steenselen ook nog eens afgetekend en solo en met voorsprong de ronde van Culemborg won om zich vervolgens met lauwerkrans en erebokaal bij ons thuis te komen douchen en verschonen. Waarmee ik verder alleen maar gezegd wil hebben dat ik aan den lijve heb ondervonden dat jongensdromen ook wel eens uit kunnen komen. Voor mij dus op 15 juni 1958, voor de eerste keer.
Dat had ik later toen de Nederlandse judo-coryfeeën “ons” judotoernooi bezochten en we samen met deze jongens optrokken. Mijn kinderen waren nog kleiner en vonden het super om samen met Mark Huizinga of Dennis van der Geest op de mat te staan. Als ouder is dat ook super, om nooit te vergeten.