Het is vandaag eens mobiliteit die de klok slaat hier. Na het eerst over mobiliteit met de grote M te hebben gehad en waar de auto onherroepelijk mee wordt geassocieerd, is het nu aan die andere en kleinere vorm van mobiliteit die zo typisch Nederlands zou heten als er geen Chinezen mee aan de haal waren gegaan. De fiets dus, welke voor mij vandaag weer eens de nodige urgentie heeft gekregen. Omdat ik haar nadat ze zo’n acht jaar op stal had gestaan, weer eens aan het buitenlicht heb getoond om mij er vervolgens manhaftig op te hijsen. Met direct dat gevoel dat op die fiets alleen maar tegenwind bestaat, terwijl geen lied op zo’n moment actueler wordt dan waarin Boudewijn de Groot zich nog altijd afvraagt hoe sterk de eenzame fietser is. Want dat speelt bepaald bij zo’n eerste poging na zoveel jaar, ook al is het dan lente en twintig graden en schijnt de zon. Op zo’n moment ben je elk gevoel kwijt, laat staan dat je nog weet hoe de Sturmey Archer – versnelling bediend moet worden, terwijl dat hier in het Limburgse en ook op het plateau waarop Schimmert ligt, bepaald wel aan de orde is, zo herinner ik mij van acht jaar terug toen ik in een bui van vervaarlijke flinkheid wel even de Kleverberg die toegang geeft tot Schimmert, dacht te gaan beklimmen.
Ik slaagde wel, maar tegen de prijs dat mij – bovengekomen – het licht voor de nodige seconden uitging en ik daarna de fiets in mijn garage heb gezet om haar dus acht jaar nadien niet meer aan te raken. Met dat gevoel en die gedachte en die herinnering zat ik vanmiddag dus als die halve debutant weer op mijn Gazelle Bahia om al snel te merken dat in het verloop van die acht jaar de fietswereld ook in een aantal opzichten een metamorfose had ondergaan, die dat idee van de eenzame fietser bij mij weer tot leven bracht. Want hoewel ik aardig mijn best deed en ook snelheid ontwikkelde, werd ik links en rechts fluitend gepasseerd door leeftijdgenoten, die wel erg aangedreven bleken te fietsen. Grijs, kaal en elektrisch zette de toon, terwijl ik aarzelend mijn Einzelgang ging. Blootshoofds. Want dat is ook nog zo wat. Een beetje fietser, en zeker degene die op jaren is, draagt op zijn minst een valhelm als hij of zij ook nog niet voorzien is van een lichtgevend vest. Zodat ik mij, dat allemaal ziende, toch lichtelijk buiten de tijd en van de wereld waande. Alsof ik het niet echt meer begreep. Hoewel ik bij nadere beschouwing eigenlijk ook meteen vaststelde dat ik dat begrip ook niet wilde hebben, want mijn eigen gang verkoos te gaan. Dat voelde zeker zo lekker, die keus om als de eenzame fietser tegen de wind in te blijven gaan.
De e-bike is helemaal in bij die oudjes… En, jouw verhaal lezende, vind ik dat in het heuvelland niet eens gek. Zo krijg je toch de nodige beweging.
F. heeft zijn levenlang gefietst, de afstand tussen school en huis, later van werk naar huis, boodschappen in de stad, alles op de fiets, in zijn gewone kloffie. . Nu konstateert hij tot zijn verbijstering dat men zich tegenwoordig moet verkleden als men gaat fietsen.
Nou, vroeger, enkele tientallen jaren terug, kon men er ook wat van. Herinner maar de heren die voordat ze gingen fietsen, toch even wasknijpers om hun broekspijpen deden. Om te voorkomen dat ze tussen de wielspaken kwamen.