Omdat Zuid-Limburg vandaag weer het decor vormt voor de Amstel Gold Race en wielrennen zoveel elementen in zich verenigt, dat het menige dichter moest inspireren, valt er niet te ontkomen aan een wielergedicht. Het is gewijd aan een van die vroegere heersers in het peloton. We gaan terug naar het begin van de zestiger jaren om deze ode aan Rik van Looy, de keizer van Herentals, opnieuw te beleven, en respect te voelen voor de schrijver ervan, Willie Verhegge.
Renners waren nog goden toen, in wollen trui
en nevelen van radio en krant gehuld.
Rik – Romeins van neus en kin – zat op een troon
als keizerlijk idool der golden sixties
en ik, grieks-latijnse puber op puistenwolken,
dagdromend in zijn glanzend wiel.
Met tranen in de ogen zag ik
Ronse tot Verdun vergaan,
de Tour getormenteerd door een motard
die de regenboog met rouw omhulde.
Maar ik jubelde als Rik zich kroonde
tot Herentalse heerser van de Sachsenring
en de moordende kasseien van Parijs-Roubaix.
Van Gardameer tot Lombardije
lijfde ik me in bij zijn Rode Garde
die als een pletwals over Europese wegen raasde;
samen met de Beatles was hij het voedsel
voor de grote honger van mijn jeugd,
nu nog hoor ik van zijn stoute tong de paukenslag.
en nevelen van radio en krant gehuld.
Rik – Romeins van neus en kin – zat op een troon
als keizerlijk idool der golden sixties
en ik, grieks-latijnse puber op puistenwolken,
dagdromend in zijn glanzend wiel.
Met tranen in de ogen zag ik
Ronse tot Verdun vergaan,
de Tour getormenteerd door een motard
die de regenboog met rouw omhulde.
Maar ik jubelde als Rik zich kroonde
tot Herentalse heerser van de Sachsenring
en de moordende kasseien van Parijs-Roubaix.
Van Gardameer tot Lombardije
lijfde ik me in bij zijn Rode Garde
die als een pletwals over Europese wegen raasde;
samen met de Beatles was hij het voedsel
voor de grote honger van mijn jeugd,
nu nog hoor ik van zijn stoute tong de paukenslag.