Na een dag van logstilte, als de uitzondering die de regel en regelmaat bevestigt, de draad weer opgepakt met het zondagse gedicht dat deze keer geschreven werd door Rutger Kopland (1934 – 2012) en dat de titel “Groen uitgeslagen” meekreeg:
Ze zijn er een beetje bij blijven
liggen, die duizenden gedichten over
de oude, beschimmelde dingen. Maar
vanuit de trein weer zulke ontroerende
moestuinen gezien, met peulen, bietjes,
de piepers voor de winterdag, alles in
een groeizaam regentje, het fietsen-
schuurtje waar vader achter tegen plast.
liggen, die duizenden gedichten over
de oude, beschimmelde dingen. Maar
vanuit de trein weer zulke ontroerende
moestuinen gezien, met peulen, bietjes,
de piepers voor de winterdag, alles in
een groeizaam regentje, het fietsen-
schuurtje waar vader achter tegen plast.
Grootmoeder weer begraven. Het mistte
vaag en de zon scheen vaag en er was
niets meer aan te doen, alles was
betaald. Eenmaal gaan we allemaal
werd er gezegd. Om te huilen zo mooi.
vaag en de zon scheen vaag en er was
niets meer aan te doen, alles was
betaald. Eenmaal gaan we allemaal
werd er gezegd. Om te huilen zo mooi.
In een rivier deze zomer heel grote
gladde groen uitgeslagen rotsblokken
gezien en bevoeld met net zulke prachtige
details als bij jou,
wel van steen natuurlijk.
gladde groen uitgeslagen rotsblokken
gezien en bevoeld met net zulke prachtige
details als bij jou,
wel van steen natuurlijk.