Een wat weemoedig gedicht vandaag, dat wel zo toepasselijk is op deze eerste dag dat we de zomertijd achter ons hebben gelaten. Het werd geschreven door Elly de Waard (1940) en heeft als titel “De zomerstoelen waarin wij nog kortgeleden zaten“. Waarmee de sfeer en de stemming van het gedicht al meteen zijn gezet:
De zomerstoelen waarin wij nog kortgeleden zaten
staan zo geschikt alsof ze bij het opstaan
weggeschoven door ons zijn verlaten.
Het riet kraakte, niet meer van ons, maar van
de najaarsregens en de zittingen vergaarden
om zich toe te dekken blad dat
daar zelf in een vluchtpoging belandde.
Weerloze hoek is het, die geen beschutting
aan zichzelf kan bieden en,
niet voor de overwintering gemaakt,
ook geen verlichting geven zal aan anderen,
noch aan degene die hem plaatste.
O pijnlijk is het, onverdraaglijk,
het weinig zichtbare verschil dat soms bestaat
tussen de dierbaarste momenten en de desolaatste.