Poëzie kan ook de alledaagsheid der dingen tot onderwerp hebben welke dan tot uitdrukking wordt gebracht in de beknoptheid van het woordgebruik. In de beperking toont zich aldus de meester in het oproepen van een sentiment, een sfeer. Zoals dichteres Mischa de Vreede (1936) daar onmiskenbaar in slaagt in “Thuiskomen“:
zullen ze wat zeggen
en wat zullen ze zeggen
wat zie je er uit
je bent ver weg geweest
of zullen ze niets zeggen
en alleen maar kijken
of niets zeggen zelfs niet kijken
maar doorgaan met doen
net of er niets gebeurd is
hier ben ik dan
hun vriendelijke vreemdeling
ik spreek de taal der mensen
hoe is het weer
het is weer ja
het is weer nee
het is weer mooi weer
buiten