Hoewel de kracht van het gezegde “Oost West, thuis best” ook door mij bij geen enkele gelegenheid ontkend wordt, gebiedt de eerlijkheid mij te erkennen dat het even slikken was om weer mijn huis-tuin-en- keuken – ontbijt te nuttigen nadat ik dat op de kop af vierentwintig uur eerder had mogen beleven met een overweldigend uitzicht op de Rioja-vallei in het Noorden van Spanje. Op het wijndomein van Eguren Ugarte, vlakbij het Middeleeuwse hart van die streek, het stadje Laguardia, dat hoogstens met behulp van de stoutste fantasie nog in aantrekkelijkheid te overtreffen is. Waar dus de kroon werd gezet op een waarachtig spectaculaire rondreis door het Noorden van Spanje, door het gebied dat tussen Bilbao en de Picos de Europa ligt en aan de onderkant begrensd wordt door steden als Burgos, Logroňo en Léon en waardoorheen de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella voert. Cantabrië, Asturië en Baskenland dus, streken met elk hun eigen cultuur en de onderscheiden verschijningsvormen ervan. Zie dat maar eens, ondanks het nog niet eens zo omvangrijke gezamenlijke oppervlak, in acht dagen tijd te behappen.
Maar als je als reiziger je eigen beperkingen kent en ook niet de behoefte hebt om verder dan de eigen schaduw te springen, dan is spektakel, bij de goede keuzes, tijdens zo’n rondrit die wij er dus maakten, eens te meer verzekerd. Dat hebben wij van dag 1 tot het allerlaatste moment ervaren. Met een passende vuurdoop in het labyrinth en de carroussel dat het wegen – stratenplan van Bilbao is, waarna nergens meer van opgekeken zou behoeven te worden als het een na het ander niet steeds zo bijzonder en opwindend was. Neem alleen al de “Puente Colgante” over de rivier de Nervion met tussen haar twee stalen pijlers een zwevend overzetveer. Of het Guggenheim-museum met haar sfeerrijke direkte omgeving. Verder de promenades en esplanades waarover in groten getale geflaneerd wordt en al die gelegenheden waar de onvermijdelijke en zalige pintxos genuttigd kunnen worden. Die steekwoorden bepalen het profiel van Bilbao, stad die ingeklemd ligt tussen nijdige rotsen en bergen, aan de Golf van Biskaje. Met direkt daarnaast het mondaine Castro Urdiales, badplaats waar het jaar 1900 zo te zien nog altijd gekoesterd wordt. Frappanter kon de verfijning van het strandvermaak dat zich daar vertoont, niet contrasteren met de tijdloze ruigheid en imposante schoonheid van de Picos de Europa, die nagenoeg tot de Cantabrische stranden reiken.
Met toppen tot 2500 meter hoog, wintersportoorden, de gletsjermeren, de Lagos de Covadonga, en de eindeloos lange en ook onvermijdelijke kloven waar de ware automoblist zijn stuurmanskunst nog eens kan botvieren, terwijl het oog van de medereizigers tegelijk ook genoeg fraais gegund wordt. En deze lofzang kan natuurlijk niet volstaan zonder dat gerefereerd wordt aan al die schitterende, nog Middeleeuwse stadjes, die zich bepaald niet generen voor alle kerkschatten die zij in hun midden hebben noch voor de uitbundigheid ervan, hoewel die vaker de grenzen van het betamelijke overschrijden als ze gewogen en bekeken worden met de blik van de Calvinist die op een of andere manier ook in mij schuil blijkt te gaan. Als dan ook de prachtige Rioja-streek nog in het reisschema opgenomen wordt, ontstaat daarmee een beeld, een palet dat nog eens verlevendigd werd door de honderden en honderden pelgrims die wij overal op weg zagen gaan naar Santiago de Compostella. Heb ik dan teveel gezegd door over een werkelijk spektakulair verblijf te spreken dat wij de afgelopen acht dagen in dit Noordelijk deel van Spanje hebben gehad? En dan is het toch logisch dat bij zo’n eerste ontbijt na terugkeer aan een gevoel van vervreemding niet te ontkomen viel?
Oost west thuis is toch alles beter. Ik kan me er best in vinden om alleen in Nederland te blijven.
Ja, dat is even slikken dan. Heb ik ook altijd.