Mijnverleden en mijn verleden

Op het moment dat de exploitatie van de mijnen in Zuid-Limburg de facto werd gestopt, ging ik in die streek wonen. Dat is veertig jaar geleden. Daardoor is het mijnverleden nooit een deel van mijn verleden geworden. Er is nog wel een praktische overlapping van bijna een jaar geweest, tot augustus 1976, toen op een van de zaterdagochtenden in die maand de symbolen van de mijnindustrie, de Lange Jan en de Lange Lies, schoorstenen van de Oranje Nassau I, met de nodige problemen werden neergehaald en de skyline van de Oostelijke Mijnstreek zijn definitieve nieuwe vorm kreeg en daarmee de ontkenning van de geschiedenis van de mijnen, de eliminatie van haar verleden uit het straatbeeld een feit kon worden. Alsof men zich ervoor geneerde, zo grondig leek het wel vergeten te moeten worden en is het ook in de tijd daarna bij wijze van sprekenuit het collectieve geheugen geschrapt. In tegenstelling tot wat er in het Ruhrgebied en Belgisch Limburg met de restanten van het mijnbedrijf gebeurde. Die bleven bestaan, werden hersteld, ook in ere dus, en teruggegeven aan de bevolking. Het werden daar broedplaatsen voor de kunsten en de regionale cultuur, waardoor zoiets als een nieuw gemeenschapsleven van de grond kon komen. Kom daar dus niet meer om in onze mijnstreken, moet ik tot mijn droefenis en ook een beetje schaamte erkennen. Want omdat ik meer en meer geworteld ben geraakt in Zuid-Limburg, krijg ik steeds meer het gevoel dat er mij iets van de regionale traditie, dat brok geschiedenis en die bijbehorende volkscultuur door die massieve ontkenning ervan wordt onthouden.

Ik heb het al die jaren moeten doen met dat allereerste beeld dat ik van het mijnbedrijf kreeg en dat mij danig imponeerde, zodanig dat Zuid-Limburg toen al en daardoor, afgezien dat het ver weg en wat exotisch was, een bijzondere plek in mijn systeem kon krijgen. Gewoon door die eerste blik vanuit de hoogte vlak voor Oirsbeek op de rokende mijnen, de koeltorens, de steenbergen en de kolossale gebouwen bij Hoensbroek en Heerlen. Het moet 1955 geweest zijn. Maar alles gaat zoals het gaat. Ook dit. Als zo’n eerste beeld zich vestigt en jarenlang kan blijven bestaan, dan krijgt het als vanzelf meer kracht en zo’n zweem van magie en romantiek, waardoor ik welhaast gedoemd was om uiteindelijk in Zuid-Limburg terecht te komen. Welgemoed, maar al spoedig met de beide benen op de löss gezet, toen er geen mijn in bedrijf bleek te zijn en alles dat er nog aan denken deed, verdwenen was, meer dan geschiedenis was geworden, omdat er niets meer was dat nog aan een verleden kon herinneren. Of het moesten symbolen of verdichtingen zijn zoals de verhalen van duivenmelkers, de Nulland-schacht of de liedjes van Carboon. Voor het overige was alles in rook opgegaan, ook mijn hoop om het mijnverleden nog eens deel van mijn verleden te laten worden om aldus voor mijn gevoel een echte Zuid-Limburger te kunnen worden. Wat natuurlijk jammer is, maar zich verder totaal niet verhoudt met de illusies en verwachtingen van zovele streekgenoten van mij, die volledig vervlogen zijn en waarvoor nog steeds niets in de plaats is gekomen.

Advertentie

Over robschimmert

een senior met een brede belangstelling en een sterke maatschappelijke betrokkenheid, die daaraan op schrift en in de vorm van een weblog vooral uitdrukking wil geven.
Dit bericht werd geplaatst in Persoonlijk en getagged met , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Mijnverleden en mijn verleden

  1. sjoerd zegt:

    Ik weet er nog alles van en zal het nooit vergeten.

  2. hanneke zegt:

    In het Continium in Kerkrade kwamen we nog wel wat van het mijnverleden tegen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s