Het is zo’n zijnsvraag die maar bij mij terug blijft komen. Niet dat het een worsteling is, maar ik word er wel voortdurend mee geconfronteerd. Noem het een dilemma, de beweging tussen twee polen. Dat heen en weer geslingerd worden tussen die twee referenties die kennelijk ook voor mij aan de orde zijn. Haal ik mijn kracht uit mijn individualiteit, ben ik de pure solist? Of voel ik mij toch veiliger en bij mijzelf thuis komen in de schoot van een groep als die mij omgeeft? Vragen die nog altijd niets aan aktualiteit ingeboet hebben omdat ik nog altijd niet helemaal en definitief weet waar zich mijn vertrekpunt bevindt. Voor de hand ligt het om die bij mezelf te zoeken en te vinden. Hoewel ik daarvan toch weerhouden wordt omdat aan dat soort solisme ook de op zijn minst twijfelachtige bijbetekenis van egoïsme of egocentrisme hangt. En van dat etiket voorzie ik mijzelf liever niet. Maar als ik dan op zo’n zonnige zondag als eergisteren tijdens een wandeling gepasseerd wordt door een colonne van vijfentwintig, dertig luid ronkende motoren, twijfel ik ook meteen weer en neig dan toch in de richting van die alleengang door het leven.
Want zulk groepsgevoel kan mij gestolen worden. Ik begrijp het niet, ondanks dat ik weet en mij er ook bewust van ben dat de mens, ik ook, in de kern een sociaal wezen is. Maar moet dat dan op zo’n manier vorm krijgen? Of lijkt het met tien oldtimers achter elkaar door het Heuvelland sjezen, van A naar B, waar dan een pilsje of witte wijn gedronken wordt, waarna weer terug naar A wordt gereden, een betere verwezenlijking van dat fundamentele groepsgevoel dat wij dan zouden moeten hebben? Maar ook in die iets lightere versie herken ik mij niet om dan per slot van rekening mij toch meer verwant te voelen aan die eenling, die een deel van zichzelf graag aan een ander, een geliefde geeft en daar heel veel mee deelt, wil delen waaronder familie, vrienden en kennissen. Dus die om zich heen een sociale omgeving heeft die het comfort biedt om met mate en op gepaste wijze en veilig, maar wel bij tijd en wijle, naar zichzelf terug te kunnen keren en van zichzelf uit te gaan. Wat voor mij toch het beste antwoord lijkt op die zijnsvraag, namelijk dat de waarheid en daarmee mijn werkelijkheid en de bron waaraan ik mijn kracht ontleen, welhaast in het midden moet liggen, bijna halverwege het solisme en het ultieme groepsgevoel.
Ik heb het geprobeerd om mij aan te sluiten bij zo’n groep, in dit geval MG riders die als vertrekpunt de molen in Schimmert hebben. Maar ben er snel op teruggekomen, Riding alone met z’n tweeën is veel leuker…
Kijk, dat bedoel ik nou…..
Ik ben een solist pur sang. Van dat groepsgebeuren komt frictie en heibel.