Poëzie blijft zoiets als magie, het spelen en toveren met woorden. Met de dichter die deze kunst beoefent en daarmee zijn lezers tracht te bezweren. Wat zijn de geheimen van zo’n woordkunstenaar? De Zeeuwse dichteres Johanna Kruit (1940) probeert deze te onthullen in haar gedicht ‘Geheim‘:
Het geheim van de dichter mag niemand zien.
Hij schrijft met onzichtbare inkt.
Maar als je goed leest dan ontdek je misschien
dat er tussen de regels iets zingt.
Het geheim van de dichter is niet zo groot.
Hij verstopt het gewoon waar hij wil.
Het vliegt als een vogel of vaart als een boot
maar houdt zich verschrikkelijk stil.
Het geheim van de dichter is vaak zo klein
dat hij zelf soms vergeet waar het ligt.
Dan is hij haast bang dat het weg zal zijn
of zich verstopt heeft in een gedicht.
Daarom schrijft hij het op in onzichtbare inkt.
Stel je voor zeg dat iemand het vindt!