Tussen een bestaan dat zich rimpelloos en voorspelbaar voorwaarts plooit, en de grote gebeurtenissen, die ons hevig beroeren en afleiden van de dagelijkse routine en haar soms slopende sleur, bevindt zich ook nog zoiets als een werkelijkheid waarin feiten, dingen, vragen schuil gaan die met het ‘Goh’, ‘Gut’, ‘Hè’, ‘Oh’ of bijvoorbeeld ‘Zo’ dat zij oproepen, net dat stukje fleur geven aan het leven om het draaglijk, beheersbaar en ook verrassend te maken. Het gaat om details die haast in het voorbijgaan in het oog springen, bijna niet opvallen, maar dat dus wel precies genoeg doen om die lichte rimpeling in het gemoed te veroorzaken waarna alles weer verder verloopt zoals het geacht wordt te verlopen. Kleiner dan kleine gebeurtenissen, die zo nog niet eens genoemd mogen worden, maar er wel zo uit springen dat ze gedurende die tel of seconde dwingen om er stil bij te staan, mij in die fractie of dat enkele moment van mijn automatische piloot halen om voor even bij de les en op scherp te zijn. Wie herkent dit niet? Zeker als ik die bewegingen illustreer aan de hand van een aantal voorbeelden die ieder zo moet kunnen vervangen door andere. Want het zijn bepaald geen unieke ervaringen, die ook geen prominente plaats in ons besef en bewustzijn innemen, deze gewaarwordingen die in die flits langs komen. Zoals bij mij het geval is als ik plotseling lees dat er ergens in Nederland een plaats bestaat met de naam Spijkerboor, waarvan ik dus nooit heb gehoord ondanks mijn best behoorlijke topografische kennis en welke lacune opeens allerlei radertjes bij mij in beweging zet. Precies zo als wanneer ik op gezette tijden, en dat wordt dus steeds vaker, het woord ‘schietpartij’ lees of hoor.
Waaraan ik voor mijzelf direkt en telkens weer de vraag verbindt hoe in hemelsnaam zo’n dwaas woord – want dat is het – zijn plek in het Nederlands heeft kunnen vinden. Verkeerspleinen met hun onder – en bovendoorgangen en hun netwerk van wegen hebben eenzelfde effect op mij. Weliswaar iets langduriger dan die split second, maar steeds weer ‘ontwaak’ ik min of meer uit die roes die autorijden over langere afstanden bij mij teweegbrengt, als ik zo’n complex verkeersknooppunt nader, met het Belgische Lummen als fraaiste voorbeeld ervan, en dan dat cluster met tunnels inrijdt zonder als het ware te weten waar ik uitkom, maar wel met mijn brein voor die paar tellen opeens op alert. Datzelfde ondervind ik net zo als ik in mijn dorp vanuit Klein Haasdal in de richting van het Oranjeplein loop om dan in een flits te zien dat het daar aanwezige rotondekunstwerk “De druppel” de naadloze gelijkenis met een fallus vertoont. Zodat dan de logische vraag bij mij opkomt of de kunstenaar Jef Hutschemakers dit geweten en bedoeld heeft. Blijft over, hoewel er nog talloze voorbeelden te geven zijn, die flash die mij ook weer even pakt, als de kerkklokken plotseling en op een willekeurig moment in mijn dorp gaan luiden. Dan is dat een teken van het einde van een leven van een dorpsgenoot. Dat hoor je en je staat erbij stil, met als enige vraag wie de ongelukkige dan wel mag wezen. Om vervolgens verder te gaan in de rimpelloosheid van het eigen bestaan, op zoek en in afwachting van de volgende plooi die daarin zo plotseling en net niet ongemerkt op zal treden om zo die blos aan het leven te geven.
Trompetter vind ik ook zo’n woord…
Terwijl het pontje van Spijkerboor toch echt een begrip is en eigenlijk ook een attractie is, die fleur aan het leven geeft, als je ermee overvaart.