In dit ‘Jaar van de Mijnen’ moet het er natuurlijk van komen dat wij ook aandacht schenken aan poëzie waarin het leven van de mijnwerker wordt belicht. Dus kom je als vanzelf uit bij de Limburgse dichter Wiel Kusters (1947) die in zijn ‘Kerkraadse gedichten’ dat thema heeft verwoord. Waarvan het volgende een mooi voorbeeld genoemd mag worden:
Voor mij was glück auf
een nachtgroet, in het donker
gesproken door mannen
voor hun behoefte zittend
op de schop terwijl muizen
brood uit hun jaszak vraten
geen treffender beeld
voor de komende slaap
wanneer ik in bed
mijn vader groette
voor hij de deur sloot.