Hoewel steeds in de schaduw van Ter Braak en du Perron heeft Jan Greshoff (1881 – 1971) tussen de twee wereldoorlogen toch een opvallende plaats in de Nederlandse literatuur weten in te nemen. Als criticus, recensent en als essayist en dichter. Met name zijn poëzie sprong in het oog, door de terugkerende toon van verwondering erin en de altijd verrassende pointes. Zoals ook het onderstaande gedicht “Voor de spiegel” laat zien:
Ik was gevlucht en schrok
Van mijn gezicht, zo bang, zo bleek.
Te rond en honend keek
Over mijn schouder heen de klok.
Wat is er achter ’t beeld?
Een stomme blinde muur van steen;
En achter mij: alléén de tijd die treitert en verveelt.