Hoe ben ik mijn leven lang tot de keuze van boeken gekomen en langs welke wegen heeft het arsenaal dat ik nu bezit, haar vorm gekregen? Die vraag werd ineens bij mij aktueel toen ik las dat steeds meer mensen zich in hun keuzes daarin laten leiden door media – iconen als Facebook – eigenaar Mark Zuckerberg en door de adviezen van tv – grootheden als Oprah Winfrey en Matthijs van Nieuwkerk. Waar ik nogal verbaasd over ben, omdat dat nou niet de eersten zijn waaraan ik denk als de meest geschikte personen die mij door de boekenwereld zouden moeten gidsen. Maar verder doe ik er niets aan af, aangezien zij mensen zo wel aan het lezen krijgen. Bij mij heeft dat al die jaren wel anders gewerkt, hoewel ik ook nooit of bijna nooit op eigen kracht mijn keuzes heb kunnen en willen maken. Het ging namelijk wel om mijn eigen geld dat ik erin stak. En dan wil je toch niet een te grote kans lopen dat je het over de balk smijt, omdat het toch altijd om behoorlijke bedragen gaat. Logisch dus dat de eerste die mij de weg naar de literatuur wees, mijn leraar Nederlands was op de middelbare school. Met als logisch begin de toen zo in de belangstelling staande Nederlandse schrijver W.F. Hermans, van wie ik na zijn “Donkere kamer van Damocles” te hebben gelezen, een hartstochtelijk adept werd, dus zijn toen complete oeuvre aanschafte en ook verslond. Om vervolgens, ook op aangeven van klas – en studiegenoten andere delen van de Nederlandse literatuur te verkennen, met natuurlijk de romans van Vestdijk, Claus en Mulisch voorop en met Multatuli direkt in hun voetspoor.
Maar omdat de omvang van de vaderlandse letterkunde toch beperkt en eindig is, brak er een moment aan waarop ik keuzes over de grens moest maken. Waar toch vooral de boekrecensenten van de Volkskrant, NRC Handelsblad en Vrij Nederland gedurende een groot aantal jaren een voorname rol voor mij hebben gespeeld. Met daarnaast natuurlijk ook een reeks van eigen keuzes die deels ook irrationele kanten kenden. In die zin dat ik bepaalde Nederlandse schrijvers niet las omdat ze of mijn belangstelling of mijn sympathie niet wekten. Met als meest sprekende voorbeelden wel Joost Zwagerman en Arnon Grunberg, van wie mij de nadrukkelijke alwetendheid te zeer tegen de borst stuitte dan dat ik nog iets van hen wilde lezen. Andersom kon het ook en werd het model – Hermans opeens en zoveel jaren later weer aktueel. En wel in het geval van de ‘Geheime dagboeken’ van Hans Warren en het totale werk van de Turkse schrijver Orhan Pamuk, die een van mijn favorieten werd nadat ik zijn “Sneeuw” had gelezen. En zo is het eigelijk precies zo gegaan met mijn keuze voor de boeken van Sandor Marai, J.M. Coetzee, Ernst Weiss, Hans Fallada en Charles Lewinsky. Met daarnaast de laatste jaren toch vaker de voorkeuren van Elsbeth Etty als richtinggevend signaal voor mij, stukken en stukken meer dan de bestsellerslijsten, die ik meestal toch links laat liggen. Niet omdat ik mijn neus ervoor ophaal, maar omdat ik toch meer vertrouw op deskundige adviezen, ook vanuit mijn vrienden – en kennissenkring, en mijn eigen langzamerhand ontwikkeld gevoel, dat mij als het om keuze van boeken gaat steeds betere diensten bewijst.
Ernst Claes en Toon Kortooms waren de eerste echte boeken die ik las. Daarvoor was het gehalte aan arendsoog en witte veder te hoog. Trouwens Bomans ben ik later ook nog gaan lezen, een waar kunstenaar. De rest is me te serieus. Veder verslinden we alles waar maar Science aan vast zit.