Hoewel overzichtelijk, valt er over het dorpsleven veel meer te zeggen dan haar afgepast kader zou doen vermoeden. Het hangt af van het gezichtspunt dat gekozen wordt. Neem bijvoorbeeld de luie stoel van waaruit alles bekeken kan worden en zie dan al die vaste ritmes. Met een voorspelbaarheid en in een terugkerende cyclus, die de zekerheid en veiligheid bieden waar een mens volgens Maslow zo naar op zoek is. Waarbij men er wel steeds zelf bij is, met het volle bewustzijn, mag aangenomen worden, om te voorkomen dat er ingedut en ingesukkeld wordt. Zit men er zo bij, dan is er niets aardiger en amusanter dan het observeren van die alsmaar zich herhalende bewegingen. Want is het niet leuk om te zien hoe een vrouw vijf keer per dag, om de twee uur, met haar zwart-wit geblokte jas haar witte poedeltje uitlaat, onderwijl een appel vanuit haar rechterhand etend? En wat te zeggen van die twee vrouwelijke wandelaars die iedere avond om tien voor half zeven stoklopend mijn raam passeren? Zoals er ook vergif op ingenomen kan worden dat, als er op de donderdagen markt op het naburige plein is, een man met telkens datzelfde hoedje om klokslag twaalf uur daar van terugkeert, als hij zich daar voorzien heeft van zijn wekelijkse portie vis die hij in een witte plastic zak met zich meedraagt. Vaste prik heet dat en een wetmatigheid waaraan niet te tornen valt en welke die rustpunten in de 24-uurs – en andere cycli biedt, die mensen, zoals gezegd, toch nodig hebben.
Waardoor die vastigheid die ook tot uitdrukking komt in dat parochieblad dat op donderdagen rond elf uur bezorgd wordt, met meteen daarna het plaatselijke ‘Nuth en Omstreken’, en in die al oudere vrouw die nu al jaren ’s ochtends rond halftwaalf op haar langzamerhand tot omafiets verworden rijwiel voorbijkomt, alleen maar comfort kunnen verschaffen. En dan heb ik het nog niet over de broodventer, over die trimmer die maar niet vooruit lijkt te willen komen ondanks zijn jarenlange, dagelijkse inspanningen, noch over de man die zijn voortuintje van drie, vier vierkante meter iedere ochtend inspecteert op eventuele ongerechtigheden. Evenmin gaat het over de collectant die die ene keer per week vast tussen zes en zeven ’s avonds aanbelt. Hoewel ze bij elkaar genomen toch de contrapunten zijn die een plaats verdienen in dat koor van al die dorpszekerheden, waarbij ik mij zo comfortabel voel. Zodat het haast geen verwondering kan wekken dat niets mij zo langzamerhand meer irriteert dan de onregelmatige bezorging van mijn avondkrant die ik de ene dag om vier uur al in de bus heb, om hem bijvoorbeeld de volgende dag pas om half negen te ontvangen. Want ook ik, hoewel nog in voor voldoende spanning, verlang tegelijk wel naar mijn zekerheden.
Ook in een grote stad komen dat soort zekerheden voor. Dat is niet alleen maar in dorpen. Als ik ’s morgens via de autoweg naar mijn werk ga, kom ik ook steevast dezelfde auto’s tegen die met me mee gaan, of die ik steevast passeer.