Op de vrijdagen van oktober, wat toch al een maand van weemoed en stil verlangen is, zal hier steeds een sonnet van de grootste Portugese dichter van de twintigste eeuw, Fernando Pessoa (1888 – 1935) te lezen zijn. Ieder gedicht van hem, ook elk sonnet, is doortrokken van dat typische Portugese sentiment, dat saudade wordt genoemd en staat voor een mengeling van weemoed, verlangen, ingetogenheid, inkeer en bespiegeling. Met de volgende regels als eerste voorbeeld ervan.
Voor wie ons ziet of leest of spreken hoort
zijn wij onkenbaar. Nooit laat ons bestaan
zich vangen in een houding of een woord.
Oneindig staat de ziel van ons vandaan.
Hoe graag wij ook de kunst willen bedrijven
die onze ziel voorziet van pralerij,
toch zal ons hart onmededeelzaam blijven.
In wat wij tonen ziet men ons voorbij.
Door geen illusie of vernuft kan ooit
de kloof van ziel tot ziel worden geslecht.
Zelfs in ons diepste zelf zijn wij berooid.
Wat ook ons wezen aan ons denken zegt.
De ziel kan slechts in onze dromen schijnen.
Elk droomt eens anders dromen als de zijne.
Een prachtig gedicht, inderdaad. Maar ik vind wel dat je de vertaler er even bij mag vermelden; zeker bij poëzie levert de vertaler een enorme bijdrage aan wat er uiteindelijk voor ons ligt.
Klopt! De te plaatsen sonnetten zijn vertaald door Maarten Asscher, die, denk ik, het hoge niveau van August Willemsen benadert.
Ik zou niet durven vergelijken, maar een hoog niveau is het zeker!