Het is bijna acht maanden geleden dat mijn vrouw Nel is overleden. Door dat enkele tijdsverloop begint het besef nu steeds meer bij mij baan te breken dat de werkelijkheid nog alleen mijn eigen werkelijkheid is en er niet meer een is die ik met iemand anders deel. Dat betekent dat ik nu toch zover tot het inzicht en gevoel ben gekomen dat ik aan alles, voorzover dat binnen mijn bereik ligt, mijn eigen vorm moet en ook kan geven, naar mijn eigen smaak en voorkeur. De woning en haar inrichting en aankleding, het leven, kleding, eten, ontspanning, gedachten en wat dies meer zij, wat immers tot nu toe altijd het resultaat was van overeenstemming, van een gezamenlijke mening, van overleg, dat iets was dat gedeeld werd, dat allemaal blijkt nu alleen tot mijn beschikking te staan. Dat moet ik dus in mijn eentje zien te handlen. Wat bepaald geen weelde is als er niets meer af te stemmen is en alles op eigen gezag moet worden gedaan. Met als gevolg uitsluitend en voortdurend dilemma’s als ik het leven dus echt naar mijn hand wil en moet gaan zetten.
Want wat moet er met de kleding van Nel gebeuren? Om maar eens een heel banale vraag te noemen. Niemand die mij het antwoord geeft. Ik, ik alleen moet die lastige afweging en keuze maken. Zal ik nog alle kaarsen en waxine-lichtjes bewaren? Peignoirs, sjaals, sieraden, haar boeken en haar muziek. Het zijn maar een paar van die sporen die zij heeft nagelaten die maar niet even uitgewist worden, maar anderzijds ook de opening verhinderen naar een leven dat ik immers mijn eigen vorm wil geven, met daarin vanzelfsprekend plaats voor die delen van het verleden die niet vergeten mogen worden, die ik wil blijven koesteren. Maar het vraagt dus absoluut wel om voortdurende bewuste keuzes waarover serieus nagedacht moet zijn, met het volle verstand en alle gevoel. Voor impulsen en ingevingen is echt geen plaats. Noem het een achtbaan die nu zo langzamerhand voor mij opdoemt en waarin ik nog de nodige rondjes heb af te leggen. Het is maar dat iedereen het weet. Dat hoort bij het afscheid nemen, bij het verliezen. Het is de erfenis van een samen gedeeld leven dat noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk op een ander spoor is terecht gekomen.
“Want wat moet er met de kleding van Nel gebeuren? ”
Dat vond ik het moeilijkste bij mijn moeder. Vooral ook omdat ik die kleding het laatste jaar door mijn handen had laten gaan bij het doen van de wekelijkse was. Het zijn intieme goederen. Ik heb ze naar de kringloop gebracht; dat ze in elk geval niet vernietigd werden vond ik een prettige gedachte. Maar het bleef moeilijk.
Ik mis gewoon de ervaring hierin, maar de kleding zou er bij mij snel uitgaan. Het is wat anders met persoonlijke zaken en boeken… Je hebt geen keus en moet toch verder
Het zijn hele nare klusjes, iemands erfenis opruimen, alsof je daarmee de laatste sporen van de overledene wist. Maar als het gedaan is blijft een zuiver gevoel over. Ik heb ook niets met graven, mijn ouders en zus zijn gecremeerd, ik heb geen behoefte aan monumenten, zij leven voort in mij, dat is alles wat telt.