Aan de vooravond van de start van een nieuwe vaderlandse voetbalcompetitie en zo kort na het roemvolle behalen van een derde plaats tijdens het Wereldkampioenschap Voetbal zijn er links en rechts nog wel hoopvolle geluiden te horen waarin met name doorklinkt dat het alleszins meevalt met het niveau van onze Eredivisie. Immers, een groot deel van de selectie van het succesvolle Nederlands elftal bestond uit spelers die tot dan hun ervaring hadden opgedaan op de vaderlandse velden, luidt het argument. Alles goed en wel, maar er is ook een andere kant van het verhaal die tot uitdrukking komt in de transfers die Nederlandse voetballers maken naar buitenlandse clubs en in het niveau van de door hen behaalde prestaties in internationale competities. Want als dat als maatstaf wordt gebruikt om het peil van de Nederlandse competitie te bepalen, dan blijkt het bijeen genomen behoorlijk tegen te vallen en het gat met de hoogste voetbalklassen in Spanje, Frankrijk, Italië, Engeland, Duitsland en Rusland vele malen groter te zijn dan wordt beweerd en gehoopt. De transferpraktijk van de afgelopen maanden leert namelijk dat middelmatige buitenlandse clubs net goed genoeg zijn voor onze internationals. Bruno Martins Indi gaat bijvoorbeeld naar Porto, de Vrij naar de Italiaanse middenmoter Lazio, Siem de Jong en Darryll Janmaat worden aangetrokken door Newcastle United, een Engelse club die graag wil, maar nog nooit de top in Engeland wist te halen.
Voeg daar aan toe dat twee spelers die de afgelopen seizoenen spraakmakend en succesvol waren bij de Eredivisieclubs Feyenoord en Twente, Tadic en Pellè, een overstap maken naar de Premier League, naar Southampton, de ploeg die het vorig seizoen de achtste plaats in Engeland bezette, en het zal duidelijk zijn dat we ons bepaald niet te veel moeten voorstellen van de kwaliteit van onze voetbalcompetitie. Wat nog eens extra duidelijk wordt door het feit dat zovele Nederlandse spelers in het buitenland genadeloos door het ijs blijken te zakken en hun op de Nederlandse velden vergaarde reputatie totaal niet waar kunnen maken. Zie de afgang van Afellay bij Barcelona, van Gregory van der Wiel bij Paris St. Germain, van Bas Dost bij Wolfsburg, van Leroy Fer bij Norwich, van Ricky van Wolfswinkel bij verschillende clubs in Engeland en Portugal, van Luuk de Jong bij Borussia Mönchen Gladbach, om een paar recente voorbeelden te noemen, met daartegenover het sporadisch slagen van de Nederlandse voetballer op topniveau zoals Arjen Robben en Robin van Persie. En het moet helder zijn dat het zwaar tegenvalt met onze Eredivisie, waar we het de komende tien maanden wel weer mee moeten doen. Met beide benen dus op de grond en zeker niet met het idee dat wij op onze velden de sterren van de hemel kunnen plukken.
Dat wat aandacht krijgt groeit.