Een van die Nederlandse wielrenners die, net als Robert Gesink, hard op weg is om de status van eeuwige belofte te realiseren, is Bauke Mollema. In de drie, vier jaar dat ik hem nu volg, in de Tour de France, in de Ronde Zwitserland of de Vuelta dan wel de Giro d’Italia, heb ik hem nog nooit op een initiatief kunnen betrappen, zag ik hem tot op heden nooit demarreren of een uitlooppoging wagen. Hij reed mee, volgde de groten in hun spoor omhoog en vervolgens omlaag en was daar, getuige alle interviews aan de streep, best blij mee, tevreden dat hij ze bij kon houden. Waarmee hij toch meteen zijn tekort aan talent en persoonlijkheid zichtbaar maakte. Omdat zijn stijl van koersen zich immers kenmerkt door aan te klampen, door wieltjes te plakken. Alsof hij nog altijd op weg is naar school in Groningen, in de schaduw van die jongens die een paar klassen hoger zitten en ook toevallig die kant uit moeten, en eigenlijk blij is dat hij met die mannen mee mag rijden.
Karakterologisch lijkt Bauke Mollema nog niks veranderd, is hij in ieder geval niet die kopman geworden die de lead wil en durft te nemen. In plaats van van zichzelf, van zijn eigen kracht, intelligentie en koersinzicht uit te gaan, in plaats van een wedstrijd te lezen en naar zijn hand te zetten, spiegelt hij zich liever aan de Contadors, de Nibali’s, de Valverdes en soortgelijke kampioenen om daar zijn eigen race en de inrichting daarvan op af te stemmen. De persoonlijkheid om zijn eigen gang te gaan, lijkt hij net als dat andere omhoog geschreven talent, Robert Gesink, te missen. Of is het lef, of kwaliteit of geloof of zelfvertrouwen, dat Mollema ontbeert? Met als gevolg dat hij telkens blij is dat hij aan kan klampen om na afloop de smoezendoos open te trekken om de media voor de zoveelste maal het bos in te sturen en van zijn lijf te houden. Het ziet er steeds meer naar uit dat dat zijn echte verhaal is en dat hij de toegevoegde waarde mist die van hem de wielergrootheid, de ware kampioen maakt en dat hij dus gedoemd is om de zoveelste Nederlandse wieltjesplakker te worden.
Heeft zijn naam ook niet echt mee als grootse zegevierder.
Och, hij doet zijn best en kan niet beter. Maar we hebben niemand anders om naar te kijken als het op de Nederlanders aankomt…
Het is typisch met Nedelandse wielrenners; er zijn er wel geweest met de juiste mentaliteit en intelligentie, en ook met de goede fysieke kwaliteiten maar bijna nooit de combinatie ervan om de Tour te winnen. Ja, Jan Janssen, maar dat was in een jaar dat er geen echt grote klimmers waren, maar evengoed pakte hij wel zijn kans, dat was typerend. Zoetemelk was een fantastische renner maar die ontbrak ook weer dat initiatief. Hij was echter de enige die nog enigszins in de buurt van Hinault kon blijven, en won dan ook toen de uitviel vanwege zijn knie. Maar goed, in die tijd plande men ook rustg 5 tijdritten in de Tour in voor Hinault.