Op het schouwtoneel dat het Wereldkampioenschap Voetbal is en waarop het oog van de hele wereld is gericht, lijkt slechts plaats voor spelers die in hun uiterlijk de extravagantie niet schuwen, het bijna als een keurmerk lijken op te vatten voor hun uitzonderlijke voetbalkwaliteiten. De indruk wordt in elk geval sterk gewekt dat je zonder tattoos of geblondeerd haar of baardgroei of een afwijkende haardracht niets in het deelnemersveld te zoeken hebt, er niet in thuis hoort omdat je je dus zo niet onderscheidt. Waardoor half en half de suggestie wordt opgeroepen dat het met de capaciteit om te kunnen ballen bij het ontbreken van al die parafernalia ook wel matig gesteld zal zijn. Want buitengewoon en afwijkend zijn tot norm verheven, terwijl in extravagantie en excentriek vertoon zo achter elkaar wordt aan gehold dat maar al te gemakkelijk het idee kan ontstaan dat wie niet aan dat heersende beeld beantwoordt, geen rolmodel is en voor het grote publiek, dat vedettes zoekt, er ook niet toe kan doen in the greatest show on earth dat het voetbal is aan het worden, maar waarin ongeacht alle nadruk op uiterlijkheden het nog altijd aankomt op de doelpunten en de kwaliteit van het spel. Waarop die ene tattoo meer of minder beslist geen invloed heeft. Hoogstens zegt ze iets over sociale intelligentie. Wat iets anders is dan voetbalintelligentie, die dus niet bepaald wordt door of afhankelijk is van al die bijzaken waar zovele voetballers zich in verliezen en daarmee steeds meer het gezicht van die sport gaan bepalen, bijna haar verval en ondergang tekenen.
In weerwil van die enkele witte raaf, die permanent de sterren van de hemel speelt, maar wel oogt als die kantoorbediende waarvan er dertien in een dozijn gaan en die zo nog iets laat zien van hoe het voetbal was en eigenlijk nog zou moeten zijn. Met die scheiding in het stugge, rossige haar waar met geen borstel beweging of model in te krijgen is. Met die sproeten op zijn gezicht en op zijn blanke en onbewerkte armen. Met zijn vreugdegebaar bij een gescoord doelpunt, dat nog uit de vijftiger jaren stamt, zo gewoon en ingetogen als het bijna is. Kortom, een speler die nog in zwart-wit beelden gevangen kan worden, bij wie het ontbreken van kleuren bij lange na niet zou misstaan, maar die desondanks excelleert op het WK, de uitblinker van zijn team mag zijn, zonder ook maar een spoor van glamour aan zich te hebben. Een licht in de duisternis dat gewoon en bijzonder is, omdat hij tot zulke grote hoogten reikt dat het gemis van alle overbodige bijzaken nauwelijks opvalt. Met dien verstande dat ze daarom wel de aanleiding vormen tot dit logje dat dus gewijd is aan Kevin de Bruyne, de sterspeler op het middenveld van het Belgisch elftal, die dus in alle opzichten buitengewoon gewoon genoemd kan worden en daarmee een verademing is.
En hij duikt niet over andermans schoenen, rolt niet schreeuwend rond, waarbij je als je niet beter weet, meteen 112 wilt intoetsen, of loopt om van alles en nog wat naar de scheidsrechters te gesticuleren over handelingen die niet gebeurt zijn. Inderdaad een verademing. Zo was vroeger onze hele klas. Tattoos en gekke haren heb ik nu nog steeds niet.
Mij is precies hetzelfde opgevallen, bedankt voor het verwoorden.
Een echte “Hollandse” jongen…