De bijna veertig jaar dat ik nu in Zuid-Limburg woon, hebben gemaakt dat ik gewend en ook vertrouwd ben geraakt met haar barokke infrastructuur. Ik heb de grilligheid ervan, waarin holle wegen en hellingen de boventoon voeren, leren waarderen. Ik kan mij nog altijd aangenaam laten verrassen door een nog nooit geziene of vermoede omweg of achterweg. Zoals ik nog altijd niet verbaasd ben dat ik zelfs de weg nog wel eens kwijt raak, met name in de stratenplannen van Brunssum en Nieuwenhagen die op ware doolhoven blijven lijken, dus waar geen ontwarren aan is. Met die beelden op mijn netvlies, die daarmee ook de neiging hebben om tot standaarden en kaders te worden waar elke omgeving aan afgemeten of mee vergeleken wordt, kan het haast niet anders dan dat ik wel buitengewone sensaties moet ondergaan als ik elders in het land ben en met name in het Noorden van Nederland, waar barok en infrastructuur typisch van die begrippen zijn die niets met elkaar te maken kunnen hebben. Omdat rechtlijnigheid daar vooreerst heerst, en nog wel het meest in de ruimten waar de tekentafels van wegenbouwers en – ontwerpers staan.
Met als de meest extreme tegenvoeter van de Zuidlimburgse grilligheid die ene straat van vele kilometers lang die het gezicht van het veenkoloniedorp Tweede Exloërmond bepaalt en die dus kaarsrecht en langs de lineaal getrokken kon zijn, van de Groningse grens bij Musselkanaal tot de Oostkant van de Hondsrug. Dwars door het veen dat nu een agrarische bestemming heeft gekregen, maar even plat als een dubbeltje is gebleven en dezelfde troosteloze uitgestrektheid heeft behouden. Iets anders is er niet van te maken, waar het gebied op de verregende zaterdag 10 mei eigenlijk alleen maar verdrietiger oogde door het dichte scherm van regen dat over die kilometerslange weg in die kale vlakte hing. Met als enige onderbreking, zij het met een treurige ijzeren regelmaat, dat ene type woning uit de vijftiger jaren, dat we voor het gemak maar de arbeidersbungalow zullen noemen. Met haar herhaling in honderdvoud, met steeds eenzelfde venster waarachter telkens een paar mensen, die in een kring zaten met de ogen dezelfde kant op, waarschijnlijk in de richting van de tv, met daarop – het moet haast wel – een identiek programma. Dat was dus Tweede Exloërmond op een verdronken zaterdagavond voor de ogen van een Zuid-Limburger die zich daar en op dat moment vervreemd en ontheemd in eigen land voelde.