Met bodybuilding heb ik niks. Met tatoeages evenmin. Laat staan dat ik ook maar enig gevoel of begrip kan opbrengen voor de sublimatie ervan die je immers voluit terug vindt in het bestaan van de motorclubs. Waarbij op de buitensporigheid nog eens een schepje extra wordt gedaan door vooral de tegendraadsheid en de marginaliteit te verheerlijken, sterker nog tot een doel in zichzelf te verklaren. Daar begint tegelijk ook het hoofdbestanddeel van het ongemak dat daardoor bij mij opgeroepen wordt. Met allereerst uiteraard de vraag wat mannen – want daar gaat het bij uitstek en exclusief om – wel mag bewegen om zo’n sfeer al of niet in de eigen vrije tijd op te zoeken en te koesteren. Wat is zo verlokkelijk aan dat machismo dat nog wel het meest tot uitdrukking komt in groepsverband? Is het die stille en heimelijke wens van die bange man die als individu en allenig niet in staat is tot die presentatie, tot die mannelijke zelfverheerlijking, die tot uitdrukking komt in dat kollektief beleden machogedrag? Zoekt hij daarom de geborgenheid van de groep, de veiligheid van de anonimiteit daarin om aan dat stiekeme verlangen te kunnen voldoen?
En zou die genotvolle ervaring van die gezamenlijkheid als logisch gevolg precies dat machtsgevoel geven, dat idee de hele wereld aan te kunnen, waardoor haar wetten en regels ook geen relevantie meer hebben? Het moet haast wel dat zo die schaduwwerkelijkheid ontstaat waarin motorclubs gezien hun omvang en de kracht van hun verschijningsvorm een factor van belang in een samenleving kunnen worden, waar bestuurders geducht rekening mee hebben te houden. Eenvoudigweg omdat de geldende regels en wetten op basis van dat zichzelf toegekende machtsgevoel getrotseerd en genegeerd worden. Iets anders is er wat mij betreft niet aan de orde noch te maken van die wonderlijke cultuur, hoewel cultus een beter woord is, die uitsluitend en alleen begint bij die bangige man die zo nodig moet, maar gemerkt heeft dat hij het daarmee in zijn eigen omgeving met vrouwen die het allemaal veel beter en meer snappen, noodzakelijkerwijs aflegt, dus daarom maar ijlings kontakt zoekt met zoveel van die treurige lotgenoten, die dus niets anders kunnen dan zich aan zichzelf te buiten gaan. Zo ongeveer moet de verklaring zijn voor de buitensporigheid waarmee het bestaan van motorclubs kennelijk gepaard moet gaan en die tot dat curieuze ongemak blijft leiden.
Geen van deze Mannkes zou ik in mijn eentje iets durven te verwijten. Het zijn allemaal mannetjesputters op zich, Die hebben eigenlijk geen groep nodig.
Ik denk altijd maar, ach, wie niet slim is moet sterk zijn. En enige intelligentie kun je ze niet verwijten.