Het is natuurlijk een van de mooie kanten van deze tijd dat alle grote levensvragen wel ergens een antwoord krijgen. En denken we wat dat betreft volledig aan onze trekken te zijn gekomen en hebben we het idee nog alleen bol te staan van onze zekerheden en het ontbreken van twijfels, dan worden er altijd wel weer nieuwe vragen en kwesties uitgevonden. Met de krant, nu ze steeds vaker achter het net vist als ze haar oorspronkelijke funktie van nieuwsgaring probeert uit te oefenen, als het meest opvallende podium. De allesweters, deskundigen en ombudslieden treden bijna dagelijks in rotten van drie aan om hun kennis gevraagd, maar vooral ongevraagd te spuien. Met als gevolg dat je wel elke morgen weer een paar van die volslagen irrelevante weetjes krijgt opgelepeld, die bottom line de grootste verdienste hebben dat ze hun bijdrage hebben geleverd om de kolommen van de kranten gevuld te krijgen. Zo weet ik sinds vanochtend waarom ik al die jaren bij het fietsen altijd tegenwind heb gehad, althans dat als zodanig heb ervaren. Wijsheid achteraf waar ik niets meer mee kan, maar leuk om te vernemen dat die ergernis ergens vandaan kwam en niet uit mijn duim blijkt gezogen. Want wat blijkt? Iedere fietser genereert zijn eigen tegenwind, ook al is er geen zuchtje wind te bekennen.
De fietser rijdt immers met een bepaalde snelheid door de lucht om zich heen, waardoor luchtweerstand wordt ondervonden, die daarmee op tegenwind lijkt. Waarbij de fietsrichting dus geen enkele rol speelt, is de eerste verklaring van zo’n insider die daarna niet stopte omdat hij nog meer kennis in petto had. Want wat ook een rol speelt, is dat de wind in de loop van de dag meestal aantrekt, waardoor het in de namiddag harder waait dan in de morgenuren. Dat opsteken van de wind in de loop van de dag wordt veroorzaakt door de opwarming van het aardoppervlak en optredende turbulenties die het sterkst zijn een paar uur nadat de zon haar hoogste stand heeft bereikt. Zodat het dus logisch is dat er bij de terugkeer ’s avonds op de fiets die tegenwind is en men het gevoel heeft dat het dus altijd tegenzit. Waarmee nog niet verklaard is waarom die turbulenties zich juist in de tegengestelde richting ten opzichte van de ’s ochtends waaiende wind laten voelen. Maar dat lijkt er weer niet toe te doen. Als er maar een spoor of een schijn van een verklaring is afgegeven zodat men het gevoel heeft op de wenken van het moment te zijn bediend. Maar wat het verder bijdraagt, blijft dus volstrekt onduidelijk, omdat de wind dus, met en in weerwil van al die kennis, toch echt uit de verkeerde hoek zal blijven waaien.
Ach, zoals de wind waait waait mijn jasje…