Zo aan de vooravond van Carnaval komt het mij toch wel dienstig voor om nog eens mijn geloofsbrieven wat dat feest aangaat af te geven. Want mij is de laatste tijd het gevoel bekropen dat ik met mijn notities en kanttekeningen daarover, welke natuurlijk altijd fragmentarisch zijn, wel eens een foutief beeld kon hebben opgeroepen van wat mijn echte opvattingen ten aanzien van de Vastelaovend zijn. Het kon wel eens zo zijn, heb ik het idee, dat ik mijn irritaties over bepaalde aspecten rond het Carnaval, aspecten die naar mijn mening een zwaar vervuilend effect hebben, zo breed heb uitgemeten dat zij het totaalbeeld zijn gaan beheersen. Wat niet bedoeling is, zeker niet als daardoor een indruk wordt gewekt die bezijden de werkelijkheid is. Het zou wat moois zijn als ik hier ging zitten afgeven op een feest waar ik mij de nodige jaren met mijn ziel en zaligheid in heb begeven, om er dan nu stoom over af te blazen, omdat ik mij door mijn leeftijd wat meer in de marge van dat gebeuren bevind. Daar klopt dus niets van als zo’n beeld zou zijn opgeroepen. Want Carnaval is in essentie en van oudsher het feest waarbij alle sluizen van het menselijk gemoed open gaan en de verschillen tussen mensen gedurende de drie dagen vervagen en wegvallen.
Waardoor de zorgeloosheid en het plezier hoogtij kunnen vieren en daarom ongeremd hun weg vinden in de richting van de zelfreiniging. Kortom, sjpass en plezeer zonder pretenties en ook zonder hantering van de agenda’s die de rest van het jaar zo in zwang zijn. En meer zou er niet over te vertellen hoeven te zijn als iedere Carnavalsvierder zich daartoe beperkte. Maar daar begint wel mijn ergernis op te spelen, de irritatie over de vervuiling die het Carnaval steeds meer parten begint te spelen en die er onder andere in bestaat dat die drie dagen pret per jaar meer en meer van tevoren uitvergroot lijken te worden, waarbij een grote rol is weggelegd voor de regionale media die drie maanden lang niet ophouden om er over te lullen en te schrijven, zonder dat het ook ergens over gaat. Zendtijd te kort bij L1 en kolommen te weinig bij de regionale pers om maar aan de gang te blijven met het herkauwen van de vermeende voorpret. Wat zo vaak gebeurt dat er kraak noch smaak overblijft en de voorgeschotelde kost niet meer te verteren is. Met als gevolg dat je je buik al van Carnaval vol hebt voordat de ‘boetengewone boetenzitting’ in Venlo een feit is geworden. Zo weten die media je op de zenuwen te werken.
En heb je dat dan overleefd en ben je gereed om naar het jaarlijks hoogtepunt van de Carnavalsviering te kijken, de optocht in je eigenste dorp, dan kun je er verzekerd van zijn dat je van de koudste kermis thuis komt. Want zoals die optocht ooit is geweest, zo zal ze nooit meer zijn. De talloze enkelingen, de Einzelgänger, die de plaatselijke politiek of dorpstoestanden bekritiseerden of op de hak namen, zijn er niet meer. Zij hebben een goed heenkomen gezocht, zijn op de vlucht gegaan voor de baaierd van geweld, de orkaan van geluid die de Carnavalsoptocht is geworden, waardoor je bij haar passage als toeschouwer haast van de stoepen geblazen wordt en je het gevoel krijgt dat je lijf met de donderende golven van geluid hardhandig onder handen genomen wordt. Dance, triphop, metal, trash en weet ik wat meer wordt met honderden decibellen tegelijk door de verschillende wagens uitgebraakt. Zonder dat echt helder wordt wie hier nu een plezier mee wordt gedaan en wat er de lol van is. Wat het summum van vervuiling is van een heel aardig volksfeest dat op deze wijze hard naar zijn einde holt en naar de Filistijnen dreigt te gaan.
Ook het carnaval is opgegaan in de commercie. Het echte dorpse kroegenfestival is alleen nog maar te vinden in de dorpen. De grotere plaatsen worden bevolkt door sensatiezoekers…