Aan mijn verblijf van een week in Oost-Groningen heb ik ook een lichtvoetig gedicht over gehouden, van een daar geboren en getogen dichteres, Nina Werkman (1947), die met dit “Van wind en rag” de zwaarte van het daar alom aanwezige veen toch maar mooi weet te ontstijgen:
Als ik maar licht genoeg ben, mag ik
over je lopen, mag ik, mijn bloesje open,
over je zitten gaan, als ik maar licht
genoeg ben, niet te zwaar.
Ik zal een droomelixer voor je kopen,
ik zal mijn haren dragen op z’n Frans;
Japanse zijde doe ik aan, mijn handen
laat ik ijle dansen dansen.
Mijn pen zal ik Oostindisch dopen, ik zal
van zinnen een zilvergazen webje spinnen,
mijn adem langs je ogen blazen, je smaak
verlengen met gezoete room.
Hebben je duivels nog niet afgedaan,
ik ben een engeltje, ik ben van wind en
rag, een zomerdag, hoe het begint, ik
ben het maar.
Veel dank voor dit mooie gedicht, deze dichteres kende ik nog niet.