Vandaag pak ik de draad weer op die ik na de eerste vrijdag van december door de nood gedwongen uit mijn handen moest laten vallen. En dat betekent zoveel dat ik gedurende de vrijdagen van de maand januari ruimte maak voor het oeuvre van Lucebert, voor zijn gedichten en schilderwerk. Daarvan dus nu een tweede line up met zijn gedicht “Landjuweel” en daarnaast twee proeven van zijn kwaliteit als beeldend kunstenaar:
met een broodkorst als corsage gaat
de blijde zwerver door het wijde land
hij wuift naar de koeien in de weiden
naar het bloeiende koren hem terzijde
terwijl leeuweriken eten uit zijn hand
’s avonds stralend staan de boerenmaagden
aan de dorpspomp en brengen hem hun groet
zij kussen zijn bewete konen zelfs bedaagde
maagden vlijen warm hun harten aan zijn voet
omdat hun oude moeders zeggen dat het moet
laat in het hooi prevelt de zwerver zijn gebeden
en leest wat lezenswaardigs in het oude boek
terwijl pooiers en hoeren strompelen door de steden
hun gore ratten rennen radeloos van hoek naar hoek
strekt hij verzadigd zijn gelooide leden