Oud worden. Wat is dat? Wanneer ben je oud? Waar meet je het aan af? Niet met die open deur dat je zo oud bent als je je voelt. Dat is die bekende wegwezer die elk debat en iedere gedachtenvorming daarover meteen al in de kiem smoort. Mij houdt de vraag zeker bezig of ik nog altijd meedein op het ritme van deze tijd, of dat ik de aansluiting hopeloos aan het verliezen ben, of dat de aflossing van mijn wacht al heeft plaats gevonden. Hoe moet je tot een antwoord komen? Of is het enige antwoord de som van een aantal antwoorden op die vraag? Zoals het enkele feit dat je je eigen risico van de zorgverzekering steeds sneller aan het opgebruiken bent en dat je gratis de antigriepprik toegediend kunt krijgen. Het zou ook zomaar opgemaakt kunnen worden uit de omstandigheid dat je niet meer aktief participeert in alle mogelijke vormen van de moderne communicatie. Een smartphone, een I-pad zijn niet meer aan je besteed, terwijl een abonnement op Netflix al helemaal een brug te ver is, omdat je niets meer hebt met het kijken naar series, dat helemaal van deze tijd schijnt te zijn. Interactieve tv, wat mag dat wel betekenen en wat brengt dat helemaal. Vragen die de machteloosheid uitdrukken van degene die nog wel zou willen, maar niet meer kan omdat het niet meer bij te houden is als men zijn leeftijd ziet vorderen, dus vroeg of laat gedoemd is om deze boot te missen.
Zo kun je opeens ook gekonfronteerd worden met het simpele gegeven dat jouw ergernissen maar al te gedateerd blijken te zijn, want de kenmerken heten van zo’n grumpy old man, die niet meer tegen het eigentijds taalgebruik kan, dus daar maar de naam van verloedering aan geeft. Zoals die even hard schrikt als hij hoort hoe de lof wordt gezongen op de voornamen die momenteel in zwang zijn geraakt en hoe namen als Marcel, Emiel en Jeroen, als die typische produkten van de zeventiger jaren, dus als ouderwets en suffig worden afgeserveerd. Hetzelfde lot treft de humor en het cabaret van voor 2000, dat dus ook als niet direkt en hard genoeg wordt aangemerkt en daarmee naar het afvoerputje van de vergetelheid gaat. Waarmee het aantal voorbeelden, waaruit je zou kunnen afleiden dat je je tijd hebt gehad en der dagen zat en oud aan het worden bent, bij lange na niet zijn uitgeput. Zij het dat je wel de illusie mag hebben dat het aantal vragen of je al of niet oud aan het worden bent met het verstrijken van de tijd alleen maar zal afnemen en plaats maakt voor de zekerheid dat je, hoe graag je het ook wilt, er op geen stukken na meer toe doet. Wat dan de ware bezegeling is van het bereiken van de ouderdom en het begin van de levensavond.
Je bent oud genoeg als je de rust in jezelf hebt gevonden…
Ik stel me deze vragen ook wel eens. En beantwoord die dan met: dit zijn vragen die je je niet moet stellen en die niet te beantwoorden zijn. Het zijn alleen de ouderen die zich de vragen omtrent hun plaats in ‘het leven’ stellen. Jongeren doen dat niet, die kunnen het onderscheid nog niet maken, ze zijn immers alleen nog maar jong geweest, terwijl wij ouderen gaan vergelijken. Dat moeten we niet doen. We zijn nog relatief jong, we willen hier toch niet nog eens de komende 20, 30 jaar mee bezig zijn? Vroeger werden de ouderen gewaardeerd, als de wijzen, de mensen aan wie je vragen kon stellen. Tegenwoordig heten ouderen alleen maar lastig en hinderlijk. Maar wat deze jongeren vinden vind ik echt niet interessant. Of ik ergens een aansluiting mis kan me ook niet meer boeien, ik wil in veel opzichten die aansluiting niet eens! Het is veelal een kwestie van: been there, done that … Laat het jonge grut maar in hun tijd leven, wij leven verder in onze tijd,
ik denk steevast aan mijn vader in deze kwesties, die nooit of te nimmer leek te zitten met de leeftijd die hij had of de vraag of hij al dan niet up-to-date was. Hij sloot zich niet af voor moderniteiten, maar klampte zich er ook niet krampachtig aan vast. Wat hem interesseerde nam hij mee, en de rest geloofde hij wel.
De vervreemding van allerlei moderne dingen zal het afscheid te zijner tijd makkelijker maken.