Nog even en we zijn hier in Limburg aan alle kanten omgeven met windmolenparken van onze buren, die daar even anders mee omgaan dan wij in Nederland. Wij plaatsen die energie-opwekkers immers in volle zee zodat niemand er last van heeft en wij het volle profijt. Maar kom om die haast altruïstische overweging niet bij onze buren. Want die lijken allesbehalve een boodschap te hebben aan de wens van een onbelemmerd uitzicht bij hun buren. Sterker nog, omdat ze zo weinig mogelijk last van die wentelwieken willen hebben en liefst ook het geraas ervan niet wensen te horen, plaatsen zij hun parken bij voorkeur op hun grenzen, haast in het niemandsland, pal in de smoel van het volk dat naast hen woont, maar waar ze verder in beginsel niets mee te maken hebben. Kijk maar eens naar het kunstje dat de Duitsers ons bij Koningsbosch hebben geflikt toen ze daar een park van zo’n tachtig van die turbines optrokken. Waarmee ze een standaardvoorbeeld van horizonvervuiling gaven dat zijn weerga haast niet kent en met name onovertroffen is, althans tot nu toe, omdat daarmee het zicht op een fraai grenslandschap volkomen werd verpest. En dan zwijgen we nog maar even over de pestherrie die die tachtig windmolens maken en welke tot op kilometers afstand te horen is.
Natuurlijk is de aanblik ervan, als je ze zo gezamenlijk voor een eerste keer ziet verrassend en heeft zelfs nog iets weg van eigentijdse kunst. Dat gevoel van aangename verrassing vergaat je echter snel als je het dagelijks ziet of als je er de hele dag tegenaan moet kijken of dat onmetelijk gezoem moet horen. Maar het zou allemaal nog wel eens stukken erger kunnen worden als men ten Zuiden van ons, en dan meer specifiek de Waalse deelregering, haar zin gaat doorzetten en ook haar grenzen gaat verkennen door die eveneens vol te bouwen met windturbines en dan uitgerekend natuurlijk aan de rand van het mooiste stukje Nederland, ten Zuiden van Epen in het Geuldal bij Sippenaeken. Want dat schijnt dus serieus op de rol te staan bij de Walen, die hun buik vol hebben van aftandse kerncentrales en hun kaarten zetten op schone windenergie, die dan wel zo opgewekt wordt dat zij zelf de minste last en het meeste profijt ervan hebben en dus hun buren, in dit geval de Zuidlimburgers, opzadelen met alle ongemakken ervan. Waardoor dat verhaal van die goede buur en die verre vriend steeds meer zijn kracht en geldigheid lijkt te verliezen en daarmee wel symbool kon staan voor de wijze waarop de verhoudingen zich binnen het Verenigd Europa ontwikkelen in die zin dat al te goed inderdaad buurmans gek is aan het worden.