Kijkend naar een reeks van feiten dringt zich de konklusie op dat het meer dan gerechtvaardigd is om de werking van het democratisch proces zoals wij dat ingericht hebben, ter discussie te stellen. Want voldoet ons stelsel van representatieve democratie in al haar vanzelfsprekendheid nog wel? Afgaande op de steeds groter wordende kloof tussen burger en overheid, op het tanend vertrouwen in de politiek lijkt er alle reden aanwezig tot een serieus debat daarover. Is die volksvertegenwoordiger die altijd hoog opgeleid is en dat ook moet zijn om zijn rol naar behoren te kunnen vervullen in de complexiteit van wetgeving en besluitvorming op nationaal niveau, nog wel bij uitstek geschikt en aangewezen om een willekeurige Nederlander te representeren? Of zien we daar al twee werelden en een nauwelijks te overbruggen afstand die meteen al de bestaande vertrouwenscrisis rond de werking van alle politieke instituties verklaren? En zou daarin misschien de sleutel van het succes van het populisme begrepen kunnen zijn, omdat de doorsneeburger, de lager opgeleide kiezer zich daardoor veel meer bediend voelt of in elk geval stukken beter begrepen als problemen via panklare en overzichtelijke oplossingen uit de wereld worden geholpen. Waar die kiezer ook wel eens behoefte aan zou kunnen hebben als hij zich door zijn minimale mogelijkheid om invloed uit te oefenen, door die ene keer in de vier jaar een kruisje in het stemhokje te mogen zetten, zich behoorlijk op afstand gezet voelt en dus onmogelijk in de tussenliggende periode actief belangstellend kan blijven.
Wat teveel blijkt gevraagd en daarmee als vanzelf ook die politieke elite van ingewijden doet ontstaan die het kontakt met de werkelijkheid en de achterban noodzakelijkerwijs kwijt raakt. Zodat het democratisch proces en nog meer het geloof in de waarde en de kracht daarvan wel uitgehold moet worden, zoals ook haar instituties, de parlementen, regeringen, op alle bestuurlijke niveaus aan betekenis zullen inboeten, juist doordat die burger zo op afstand wordt gezet, slechts sporadisch zijn stem mag laten horen en daarom onmogelijk de kennis kan en zal bezitten om actief in het democratisch proces te kunnen participeren. Democratie wordt aldus een bezigheid voor ingewijden, waar je al snel als buitenstaander geldt, terwijl de bedoeling van het hele democratisch concept precies omgekeerd is en beoogt om alles en iedereen in te sluiten en mee te nemen. Waarvoor volstrekt andere registers opengetrokken zullen moeten worden en ook kunnen worden dankzij de mogelijkheden en middelen die de moderne media bieden. Verbindt die zekerheid met het uitgangspunt van de democratie in haar meest klassieke vorm, zoals die in oorsprong bij de oude Grieken werd gehanteerd door middel van volksvergaderingen. En je komt onherroepelijk uit bij vormen van massacommunicatie zoals die worden gebezigd bij spelshows op de televisie en waar miljoenen de gelegenheid krijgen om actief te participeren. En dat dus ook doen, omdat ze op de wenken van hun belangstelling worden bediend. Waarmee in feite de weg wordt gewezen naar de kans die er voor de democratie nog altijd is, als ze maar op de goede manier wordt gegrepen.
Onze volksvertegenwoordiging is democratisch gekozen, daarna strand het proces onmiddellijk…