Het feest van de democratie dat de derde dinsdag van september wordt genoemd als het parlementaire jaar wordt ingeluid met de feestelijke opening van de vergadering van de Staten Generaal, zal ik opnieuw aan mij voorbij laten gaan. Met een in de loop der jaren gegroeide afkeer zelfs. Vanwege het ongepaste vertoon van de kant van de Kamerleden waar dat tegenwoordig mee gepaard schijnt te moeten gaan. Niet dat er ergens in die gelederen pas op de plaats wordt gemaakt of zelfs een stapje terug wordt gezet. De opsmuk bij met name de vrouwelijke leden wordt alsmaar opzichtiger en vooral grotesker met alle malle hoedjes die bij het ceremonieel van die opening zijn gaan horen alsof er nog niet voldoende sprake van overbodige franje, luxe en tierelantijnen bij die gelegenheid was. Het moet blijkbaar allemaal nog gekker. Kosten noch moeite worden gespaard door de dames als het maar oogt en opvalt, waarmee langzamerhand wel grenzen worden overschreden. Zeker die van de betamelijkheid, het fatsoen en vooral het respect jegens de Nederlandse bevolking die in haar alsmaar lastiger en bezwarender leefomstandigheden is komen te verkeren.
Zodat ze als gevolg van bezuinigingen, kortingen en koopkrachtverlies in toenemende behoeftigheid moet toezien hoe de volksvertegenwoordigers op hun moment suprême het kennelijk te problematisch vinden om de rem te zetten op hun gedrag en bestedingen en het besef van de voorbeeldrol die voor hen is weggelegd juist als de democratie gevierd wordt, kwijt geraakt blijken te zijn. Waarmee, en dat schijnen al die parlementariërs totaal te vergeten, de kloof tussen burger en de politiek niet alleen extra benadrukt wordt, maar eigenlijk van jaar tot jaar slechts groter wordt. Met als meest treurige exponent van die complete verwijdering, vervreemding en het heersend onbegrip die staatssecretaris Sharon Dijksma van wie we jaar in, jaar uit de aanwezigheid tijdens Prinsjesdag moeten accepteren en tegelijkertijd verdragen dat zij met het jaar ook steeds meer mag excelleren met een nog opvallender hoed, zonder dat zij ook door iets of iemand verkozen is, maar wel die herhaalde kans gegund wordt om telkens zo bizar terug te keren. Met als gevolg dat zij aldus wel model moet staan voor die politiek die er nauwelijks nog toe doet, welke uitgespeeld is en ieder draagvlak mist en waar ik al helemaal niet meer naar kan kijken als het zo’n democratisch gedrocht geworden is.
Zit die Spekman er eigenlijk bij in de door zijn moeder gebreide trui?
Hij is geen Kamerlid, maar partijvoorzitter. Dus heeft hij daar niks te zoeken, met of zonder trui.
Ik ga wel even kijken, luisteren of het Lex lukt zonder haperen die lap tekst op te lezen.
Met Sharon heb ik ook niks, ze blijft maar zo’n meisjesachtig hoog stemmetje houden.