Het is vandaag op de kop af zevenenveertig jaar geleden dat ik met een verhitte kop van de loeiende warmte en van de opwinding door Amsterdam struinde, van de ene plaats waar het te doen was naar de andere. Het was een dag die ik nooit meer vergeet en waarvan de herinnering eraan tot nu toe ieder jaar weer oprispt als het 14 juni is. Het was de dag van het bouwvakkersoproer, met als onwezenlijk hoogtepunt het moment dat een deel van het gebouw van de Telegraaf in de fik ging. Wat de apotheose was van een onrustige periode in Amsterdam. Met veel opstootjes, Provo’s die het gezag uitdaagden, een overheid die er slecht raad mee wist en als gevolg daarvan in zijn reacties daarop doorsloeg en bij elke gelegenheid, waaronder ook demonstraties die bij de vleet werden gehouden, onmatig veel geweld toepaste. Wat op een gegeven moment ook gebeurde toen bouwvakkers massaal protesteerden tegen de onrechtmatige verzilvering van vakantiebonnen. Ook bij die gelegenheid ging de politie er opnieuw stevig op los met de wapenstok, honden, paarden en motoragenten. Alleen was er nu geen sprake van een spel van kat en muis, zoals wanneer het jonge volkje aangepakt moest worden, nee, deze bouwvakkers beantwoordden geweld met geweld en gingen de konfrontatie gewoon aan. Bij die schermutselingen kwam er een man om het leven zonder dat echt duidelijk werd waardoor. Zoals te doen gebruikelijk gonsde het daarop van de geruchten, waaronder de zekerheid dat de politie hem doodgeslagen had.
Waartegenover de berichtgeving in de Telegraaf stond dat de man het slachtoffer was geworden van een hartaanval. Wat zoveel in die geladen sfeer als olie op het vuur en de lont in het kruitvat was, te meer omdat de betreffende krant zich in de voorafgaande maanden er niet van onthouden had om het vuurtje tegen ieder die onrust veroorzaakte, flink op te stoken. Met dus als het meest logisch gevolg dat de vlam de volgende dag juist voor de gebouwen van de Telegraaf in de pan moest slaan. Of dat nu een gevoel van triomf opriep dan wel de gedachte tot leven bracht dat hier een terechte rekening was vereffend, weet ik werkelijk niet meer. Wat overheerste daaromheen en vooral bij mij, was die roes van iets te beleven wat ik nog nooit had meegemaakt en dat ik waarschijnlijk ook wel nooit meer in mijn leven zou tegenkomen. In het oog van de storm, middenin een historische gebeurtenis waande ik mij, door het haastige en verhitte verloop waarvan ik mij voortdurend meegesleept voelde worden naar een volgend kookpunt dat ik niet kende, maar dat er ook niet toedeed. Wat slechts telde, was die stroom, die verhitting en de adrenaline, die mijn brandstof waren en mij dus voortjoegen op 14 juni 1966, die dag die ik nooit vergeet, maar die ook nooit weer om kwam en bij nader inzien nog niet eens een scheet in de geschiedenis is geweest.
Tjonge, dat wist ik eigenlijk helemaal niet (meer), dat dat gebeurd is. Ja, ik was nog maar twee toen, maar ik bedoel ik moet het eerder gelezen hebben.
Zeg maar een soort Occupy 1966, maar dan beter. Of een Geziplein 1966. Dat de Telegraaf in de fik ging was een mooie bonus, vind ik.
Toch heeft die tijd voor een revolutie gezorgd met betrekking tot respect voor politie. Dat was in ene keer om zeep.
Rebel jij! Ik ben nooit rebels geweest. Ik was het overal mee eens.
Hoe heette die man ook alweer?
Jan Weggelaar.