Als ik ver terugga in mijn geheugen, dan moet het voor wat betreft de jazzmuziek begonnen zijn bij Michiel de Ruyter, en als het om de popmuziek gaat bij Elly de Waard die haar recensies eind zestiger en begin zeventiger jaren schreef voor de Volkskrant en waarvan de toon mij nog exact bij staat. Met hen beiden, zo kan ik mij herinneren, is een begin gemaakt met het chagrijn dat nadien zo kenmerkend is geworden voor de muziekrecensent, die alleen maar kans zag om de lol die je had beleefd aan een concert, aan een live – optreden de grond in te boren met die zogenaamde objectieve beschouwing die dan bedoeld heette te zijn om de gespeelde muziek in een kader, in een perspectief te plaatsen. Waar je in je enthousiasme en tevredenheid over een avond van muzikaal plezier nou net niet op te wachten zat. Je wilde in die recensie iets terugzien van je eigen lol. Wat dus nauwelijks tot nooit gebeurde omdat die pop – of jazzjournalist meer boodschap eraan had om de eigen kennis te etaleren, om te laten zien dat ingewijd zijn bij de elite meer betekenis had dan dat eenvoudige plezier van een breed publiek.
Dat was het sfeertje dat er destijds hing om de verslagen van Elly de Waard, die daarmee een getrouwe kopie waren van wat Michiel de Ruyter al langere tijd, zeker tien tot vijftien jaar, ten beste gaf in de wereld van de jazzmuziek, zich daarmee ook nog gemakkelijk overeind hield en uiteindelijk school heeft gemaakt. Want noem mij de muziekjournalist die niet die haast voor zijn vak kenmerkende en klassieke oorwurm is, wat dan het gezicht van objectiviteit, kennis en wijsheid zou moeten zijn, maar waardoor de lezer per saldo wordt gebruskeerd, aangezien die zich immers nergens in herkent en slechts kan vermoeden dat hij of zij bij een ander concert of optreden is geweest. Met als gevolg dat die recensent, eigenlijk de recensent in zijn algemeen door de jaren heen, op zijn eigen Olympus terecht is gekomen, het kontakt met de werkelijkheid is kwijtgeraakt in die eigen wereld en er daarmee allesbehalve leuker op is geworden. Omdat als je altijd gelijk hebt en dat ook nog alleen bij jezelf kunt halen, het eeuwig chagrijn het logische gevolg daarvan is.
Ik ken Michiel de Ruyter alleen van zaterdagmiddag, de radiojazzclub, als ik mij goed herinner. Met broer Jan genoten we! Ook heb ik hem een keer Ellington zien en horen aankondigen bij een concert in Amsterdam. Daarna, in de pauze, reed hij in zijn rolstoel de Duke achterna om hem te spreken te krijgen. “Duke, Duke, ” zei hij steeds, maar hij werd genegeerd.
Maar wees eerlijk, de toppers zou jij toch ook afbranden ondanks het plezier dat er door tienduizenden aan wordt beleefd? Leo Blokhuis kan heel enthousiast zijn, maar als Witney Houston klinkt brandt hij dat ook af.
Geef toe dat jij ook die recensenten kent die lyrisch zijn van Pietje Puk uit Nergenshuizen met zijn muziek die buiten alle marges valt en daarom zo bijzonder en een must is, maar die wel in een ommezien weer totaal vergeten is, ondanks dat hij aangeprezen werd als de zoveelste ontdekking van het jaar.
Geef ik toe.