Hoewel ik zijn geheiligde status nog eens bevestigde in een logje dat ik op 19 augustus vorig jaar schreef, heeft mijn kijk op hem in de loop van dit voetbalseizoen enige aanpassing gekregen. Van dat voetstuk komt hij wat mij betreft nooit meer af, maar dat onaanraakbare dat een heilige toch bezit, heeft hij zo langzamerhand ingeruild voor de allure van een legende van een andere statuur. Hij lijkt zomaar de belichaming van een jeugdheld te zijn geworden zoals hij zijn team coacht langs de lijn. Met zijn bijna kinderlijk aandoend enthousiasme, met de wijze waarop hij uit zijn dak gaat als zijn jongens een doelpunt hebben gescoord, maar nog het meest met zijn gebarentaal, zijn mimiek en bovenal met die schitterende sjaal in de kleuren van zijn club, welke hij om zijn nek heeft gestrikt zoals wij dat in de vijftiger jaren deden.
Waardoor stripheld Kick Wilstra uit zijn as herrijst en weer tot leven komt in het Abe Lenstra – stadion als de SC Heerenveen daar een van zijn thuiswedstrijden speelt. Het jongensboek van toen wordt weer door mij gespeld als ik zie hoe Marco van Basten zich negentig minuten lang langs de lijnen van het voetbalveld beweegt en het spel van zijn team meebeleeft. Zijn woorden en gebaren spreken daarbij boekdelen en kluisteren mij aan mijn televisie – toestel, omdat ik in zijn persoon, zijn gedrag, ja zelfs in zijn vorm van juichen de jaren vijftig, de jaren van Kick Wilstra, zie herleven. Met als gevolg dat de heilige en de legende in een en dezelfde persoon samenkomen, in de persoon die de naam van Marco van Basten draagt en die dus werkelijk boven alles en iedereen in die voetbalwereld uitstijgt omdat hij leed en plezier als geen ander, maar geheel naturel zichtbaar maakt. We moesten dus maar heel zuinig op die man zijn.
Nee, over Van Basten zijn wij het wel eens.