Niets is zoals het lijkt, zolang of als er de naam van de FNV boven staat of op prijkt. Al eerder zei ik dat je bij die club niet moet zijn als het om de behartiging van je eigen individuele belang gaat, omdat men daar als enige antwoord geeft dat men niet thuis is. Ook als groepen of collectiviteiten aan de orde zijn, is het nog maar zeer de vraag waar die grootste vakorganisatie van ons land voor staat. Hoewel ze wel één zekerheid biedt, namelijk dat ze op zijn minst twee gezichten heeft. Waardoor het vaker raden is met welke mond er wordt gesproken. Want wordt er bijvoorbeeld gestaakt bij de distributiecentra van Albert Heijn, dan blijkt de woordvoerder van de vakbond opeens een bekend SP – er te zijn. Met als gevolg dat er allerlei vraagtekens bij die acties gezet kunnen worden, ook gezien de beperkte deelname vanuit het personeel. Het zou immers zo maar kunnen zijn dat hier een andere agenda getrokken is, namelijk niet die van de vakbond, maar van een politieke partij. Wie het precies of zeker weet, mag het onmiddellijk zeggen. Maar twijfelachtig wordt het hele verhaal van het gezicht en de identiteit van de FNV daarmee wel.
En raadselachtiger als ongeveer tegelijkertijd iemand zich kandideert voor het voorzitterschap van deze vakcentrale die jaren aaneen een raadslidmaatschap namens de PvdA heeft vervuld. Wat alleen maar meer vragen doet rijzen, onder andere hoe leden van twee partijen die elkaar te vuur en te zwaard in en buiten de Tweede Kamer, in provincies en gemeenten bestrijden, door een en dezelfde deur denken te gaan als het om de belangenbehartiging van hun vakbondsleden gaat. Want laten we wel zijn, het hemd blijft nader dan de rok, dus hoezo zou een abstractie als een vakbondslogo twee tegenstrijdige zielen opeens moeten verbinden. Niemand die dat nog gelooft na alle troebelen die er binnen de FNV zijn geweest en alle koppen die er toen zijn gerold. Zo cynisch is de werkelijkheid in die omgeving wel dat wonderen daar zeker niet bestaan, als eigen belang, ellebogen en kuiperij de boventoon mogen voeren in een cultuur die zo eigen aan een vakbond is en zeker geen warmte of veiligheid biedt, hoogstens een gevoelstemperatuur van ver onder nul, bij een wind waarvan je niet weet uit welke hoek ze waait, behalve dat het altijd de verkeerde blijkt.