De winterse grijsheid en kilte die maar blijven heersen, vragen om gevoel en warmte, ook al worden ze alleen tot uitdrukking gebracht met het woord. Aan wie is dat beter toevertrouwd dan de Vlaamse dichter Bart Moeyaert (1964), die met dit “Boomgaard” toch onze zinnen even verzet en laat zien hoe eenvoudig liefde en overgave verwoord kunnen worden om een gedicht meeslepend te laten zijn:
Kom hier, dat ik je bijt,
je als een appel eet,
en – zoals dat gaat –
van blijdschap
niet meer weet
waar ik mijn handen laat.
Je bent een boomgaard,
eigenlijk, waarvan ik graag
de vruchten pluk,
de bloesems ruik,
zoals vandaag.
Kijk maar:
weer raak ik hier
mijn handen kwijt,
nu ik je in mijn armen bijt
en als een appel eet,
en weet hoe liefde smaakt.