Natuurlijk zijn we stuk voor stuk unieke exemplaren binnen de mensensoort. Iedere keer als ik nadenk over die ene beweging of specifieke daad van mij, word ik mij dat gewaar. Maar dat unieke is ook weer niet zo uniek als je je bewust wordt van de gelijkenissen en de evenbeelden die er tussen mensen bestaan. Dat werd mij deze week weer eens zonneklaar toen ik een vrouw tegen het lijf liep die uit een kennis van ons gegoten kon zijn. Ze leek er nog net niet zoveel op dat er van een dubbelgangster gesproken kon worden. En mocht er al sprake zijn van enige twijfel bij mij op dat moment of het die kennis nu wel of niet was, dan verdween die als sneeuw voor de zon toen ik zag met wie zij daar innig gearmd liep. Dat was de tegenvoeter van de man die wij al jaren kenden, nog afgezien van het feit dat het in onze stoutste dromen onmogelijk leek dat die kennis van ons zo open en bloot zou afdwalen van haar reguliere liefdespad, dat zij een vreemde weg zou bewandelen. Waarmee duidelijk genoeg was geworden dat zij het niet kon zijn, maar op zijn minst haar evenbeeld. Zo treffend was de gelijkenis, dat die zelfs het idee van een dubbelgangster opriep.
Wat mij bij de overweging bracht dat wij misschien allemaal wel onze evenbeelden hebben, omdat ik bijvoorbeeld al jaren achtereen en op gezette tijden tijdens wielerreportages een man zie rondlopen die verrassend veel uiterlijke overeenkomsten met mij vertoont zonder dat ik van een evenbeeld zou willen spreken. Maar de gelijkenis is er wel, wordt ook door mijn direkte omgeving erkend, bij de aanblik van die man die na de finish van Luik – Bastenaken – Luik, de Waalse Pijl en Parijs – Roubaix, dus alleen bij die wielerklassiekers, maar niet uit mijn beeld wil verdwijnen en zich bijna opwerpt als mijn gewenste alter ego die daar denkelijk als die Waalse of Noord-Franse wielerjournalist rondstruint en mij zo al een paar jaar achtereen duidelijk maakt dat ik het ook weer niet moet overdrijven met dat unieke dat ik zou vertegenwoorigen. Want zo te zien loopt er voor mij toch zo hier en daar een ander rond, hoewel die ook van een ander slag is. En ik zou niet weten waarom die gewaarwording alleen voor mij opgaat. Waarom moet ik alleen op die gelijkenis stuiten? Wie kent er niet zijn evenbeeld of zijn andere ik? Of ben ik toch de enige die zichzelf op gezette tijden tegenkomt?
Ik heb een keer de dubbelganger van een klasgenoot aangesproken, zonder dat ik in de gaten had dat het de dubbelganger was.
Ik ben wel eens aangesproken door iemand die dacht dat ik heel iemand anders was… Het gênante was wel dat die iemand drugs scheen te verkopen.
En toen ging je je dus plaatsvervangend schamen. Zie mijn logje van gisteren.