Het tweede deel van het gastblog van Mieke van der Veer over haar nachtelijk verblijf in een griendwerkershut in Nationaal Park de Biesbosch:
Vijf keer mijn stappen tellend tot honderd. Zover later zie ik het paadje dat slingerend naar de hut toe leidt. Moeilijk te vinden is het niet; mijn voeten, de klei en het zompige gras worden ruimschoots verlicht door de volle maan. En dan zit ik daar. Op het bankje voor de hut probeer ik een antwoord te formuleren op de vraag waarom ik in vredesnaam hiernaartoe ben gegaan.
Wat bezielde me nou eigenlijk? Op deze maandag eind november liep ik nog een rondje door de miezerende avondlucht. Het was al lang donker. De komende nachten zou de temperatuur gaan dalen tot het vriespunt, maar ik had het nu helemaal niet koud. Het plan dat ik in mijn hoofd had moest nog worden uitgevoerd. En dus dan ook nu meteen. In ieder geval een teveel aan energie bracht me tot het besluit dat ik snel naar huis terugkeerde, in tien minuten mijn slaapzak en fleecedeken pakte, twee kaarsen, een doosje lucifers, tissues en een zaklamp, ’De Kunst van het Veldspel’ om te lezen – of om afleiding te bieden –, een appel en drie mandarijnen als ontbijt en twee flessen water. ‘Niet te lang over mijn spullen nadenken’, hield ik mezelf voor. Met die bagage stapte ik de auto in en reed ik naar de Hoge Polderweg waar ik snel de berm in koerste. Lampen uit, deur op slot en naar de griendwerkershut. Hier slaap ik vannacht.
Een uitdaging zie ik er niet in. Ik voel me eerder zo’n verwende zeur. Waarom zou je voor je plezier in de kou gaan zitten? Of nee, een narcist die uit de hang naar aandacht en bewondering van die ondoordachte dingen doet. Uiteraard alleen maar om daar een zelfverheerlijkend verhaal over te kunnen rondstrooien. Klaar om de complimenten van vrienden in ontvangst te nemen. Stoer hoor.
Negen uur later zit ik echter in de auto te wachten op hun hulp en bedenk ik dat ze me eerder zullen uitlachen om mijn stommiteit. Erg vind ik dat niet. Een half uurtje wacht ik tot de versterking arriveert en ik een vragende blik opheldering kan verschaffen. “Hoe kom jij hier nou terecht?” wordt me verbaasd toegeroepen. Het is koud en nat en half acht ‘s ochtends. Ik heb wallen onder mijn ogen en heb een jurkje aan waarin je iemand eerder op een feestje zou verwachten. Ik sta echter met mijn wandelschoenen eronder in de modder. Het moet vast een raar gezicht zijn. “Ik wilde dit al een tijdje en gisteren dacht ik opeens ‘ik ga het doen,’” zeg ik, “en uit enthousiasme heb ik verder niet nagedacht. Dom.” Het ‘wees verstandigknopje’ was al omgeschakeld toen ik mijn besluit genomen had hier te slapen. Nieuwsgierigheid trok me over de streep. Zou ik bang zijn; zou ik lekker kunnen slapen; zou ik het leuk vinden, waar zou ik aan moeten denken? (wordt morgen vervolgd)
Het verhaal start in ieder geval goed, ik ben benieuwd naar het vervolg, Want ik mis een stukje nacht…
Het slot van dit stuk is geen flashback maar een flashforward. Want het verhaal over de nacht volgt nog in twee delen.
Ja, nu ben ik dus ook nieuwsgierig naar het waarom van de hulp die er moest komen.
Nog twee dagen wachten….