De eerste keer dat ik “De donkere kamer van Damocles” van Willem Frederik Hermans las, is al weer vijftig jaar geleden. Het boek overdonderde mij volledig en vormde meteen de ultieme verleiding voor mij om me verder in de Nederlandse literatuur te verdiepen. Daarnaast overrompelde de vertelling over het Nederland in en direkt na de Tweede Wereldoorlog mij totaal, want het ondermijnde mijn beeld van het vermeende verzet in Nederland. Toen al. Dankzij de zwartgalligheid van Hermans, die aantoonde dat in tijden van oorlog niets meer was zoals het leek, met daarbij het menselijk gedrag voorop. Waarmee hij half Nederland, met Dr. Lou de Jong voorop, over zich heen kreeg. Wat onvermijdelijk was omdat handhaving van die mythe van de heldhaftige Nederlandse bevolking toen nog wel degelijk aan de orde was. De loop van de tijd heeft het gelijk van Hermans onomstotelijk bewezen. Dat heeft evenwel niet weggenomen dat de derde lezing, ongeveer een jaar of twintig nadat ik het al een tweede keer had gelezen, zo mogelijk een nog indringender ervaring is geworden dan die overrompelende kennismaking ermee in het begin van de zestiger jaren.
Sadder en wiser geworden, bleek ik nog ontvankelijker te zijn voor de inhoud van het boek, waarvan de impact nog even groot was als vijftig jaar terug, maar duidelijk anders. Met nog altijd dat intrigerende dubbelgangermotief dat de afschaduwing vormt van zowel de schuld als onschuld die ieder mens met zich draagt en welke juist in tijden van oorlog en crises des te zwaarder te dragen zijn en meer op de proef gesteld worden. Zoals dat dus ook gold voor de hoofdpersoon en zijn alter ego, die gaande het verhaal hun moreel kompas volledig kwijt raken en zich dus noch aan God of gebod houden, voortgedreven als ze worden door de noodzaak die in de omstandigheden van de oorlog besloten liggen. Wat Hermans briljant verbeeldt en ook scherpzinnig tot uitdrukking brengt in relevante dialogen, met als zijn grootste, literaire prestatie dat hij de lezer ook steeds verder aan het twijfelen brengt over het al of niet bestaan van die dubbelganger van de hoofdpersoon. Heeft deze echt bestaan of heeft de verbeelding bezit genomen van het brein van de hoofdpersoon, die daarmee zijn onschuld wil blijven volhouden? Als lezer weet je het ook niet meer. Of eigenlijk wel? Of is het te lastig om het onderscheid tussen schuld en onschuld vol te houden? Zou dat de spiegel zijn die Hermans ons met dit geweldige boek voorhoudt?
Ik heb nog zoveel niet gelezen, en wat ik aan literatuur heb gelezen, las ik te vroeg, zodat het geen enkele indruk maakte. Uitzondering was misschien de Jacobsladder van Maarten ’t Hart. Misschien niet het beste, maar wel een verhaal dat boeide. Bij de rest was ik toch meer blij dat ik het uit had.
Dit boek kan ik je echt aanraden. En de nieuwe van Thomas Rosenboom, getiteld “De rode loper” lijkt mij ook geen onaardige om in aanraking te komen met de Nederlandse literatuur. Probeer ze eens.
Ik wil dan beginnen met de donkere kamer van Damocles. Want dat voelt echt als een gebrek dat ik dat boek niet ken. Tirza vond ik trouwens ook wel goed, van dinges. Grumberg of zoiets.
Ik ben erg benieuwd naar je ervaringen met dat boek.
Tirza bedoel je? Heb ik twee vakanties geleden gelezen, dat las in één adem door. Het karakter van de hoofdpersoon “Tirza’s vader” werd heel goed neergezet. Een loser eerste klas die niet onder ogen wilde zien dat hij een loser was. Maar tegelijkertijd kreeg je ook sympathie voor hem. En een hele onverwachte wending in het plot.
Nee, ik hoor tzt graag wat je van “De donkere kamer…” vindt.
Ik heb het geloof ik nooit gelezen. Ik denk dat het enige dat ik van WFH heb gelezen: Nooit meer Slapen is. Maakte grote indruk op me, nooit meer herlezen, misschien vind ik het nu wel een draak.
Van Arnon Grumdunges heb ik De man Zonder Ziekte als iBook gekocht en aan begonnen. Ik ben afgehaakt, vond het niks. Dus Grunberg zal ik niet gauw meer lezen.
Het behouden huis heb ik gelezen, want dat was lekker dun. Vond er niets aan, maar ja, wat moet een scholier toch ook met dat soort boeken?
Ik herinner mij vaag iets.
Misschien een goede reden om nog eens te herlezen.
Leesvriendelijke groet