Dachten we na het echec van het nationaal voetbal tijdens het EK nog een aardige troefkaart achter de hand te hebben met onze wielrenners, die ons tijdens de Tour de France met hun prestaties wel weer zoveel genoegdoening zouden geven dat ons nationale gemoed weer zijn juiste plaats zou krijgen, na gisteren is dat ijdele hoop gebleken. Ergens in the middle of nowhere, in de buurt van Metz, viel onze droom op hernieuwd Oranje – succes, op dat vurige gewenste eerherstel, volledig in duigen toen alles wat een beetje voorstelt in het Nederlandse wielrennen, werkelijk letterlijk op een hoop werd gereden. Gesink, Mollema, Poels, Kruijswijk, Ruijgh en Hoogerland, ze hadden allen het nakijken en konden hun kansen op een fraaie positie in het eindklassement daar op hun buik schrijven in tegenstelling tot verreweg de meeste favorieten die stuk voor stuk deze dodendans die die massale valpartij was, ontsprongen en dus lustig doorkachelden naar de finish. Wat zoveel betekent dat hier absoluut geen sprake kon zijn van toeval of domme pech, maar van eenvoudig tekort schieten, van falen, van de verkeerde keuze van de plaats in het peloton dat op dat moment in volle vaart was gaan rijden.
Want de wielerpraktijk leert dat je dan voorin behoort te zitten omdat je daar de minste risico’s loopt om het ongewilde slachtoffer te worden van valpartijen die in zo’n groep van tweehonderd dicht opeen rijdende coureurs allicht makkelijk kunnen gebeuren. Die calculatie werd door de Nederlanders niet gemaakt met als gevolg dat ze hun kans om een rol van betekenis te spelen in de Tour mooi uit handen hebben gegeven en van de zijkant het toekijken hebben en verder mogen hopen op een incidenteel succesje. Terwijl ze het verder zullen moeten blijven doen met de altijd hoog gespannen verwachtingen, het eeuwige predikaat van een groot talent dat gedoemd is om de absolute top net niet te halen. Wat dus niets te maken heeft met hun potentieel aan wielerkwaliteiten, omdat ze die heus wel bezitten. Maar wat hen allen daarentegen ontbeert is de wil om te winnen, de guts, het lef om koste wat kost de eerste te willen zijn. Ze zijn als het er op aankomt stuk voor stuk aardige jongens, die best bescheiden zijn, teveel Nederlander en dus te nederig om top of the bill te willen of te kunnen worden..
Volledig mee eens. De heren Rabo’tjes zouden een voorbeeld kunnen nemen aan [om maar iemand te noemen] een jongen als Peter Sagan. Doet me een beetje denken aan Jan Raas, die jongen.
Het is dus niet toevallig dat dat mannetje altijd vooraan rijdt, net zoals Cancellara, Wiggins en zijn maten en Evans met zijn ploeg. Een kwestie van brutaliteit en de bereidheid om iets meer energie in de eigen veiligheid te steken in plaats van dat zgn. gecalculeerd en zuinig rijden in de schoot van het peloton. Want daar krijg je dus tegenwoordig in de Tour wel snel de rekening voor gepresenteerd.
Ik vrees dat je gelijk hebt. Maar het maakt niet uit, wij Nederlanders zijn toch in elke sport de beste van de wereld, tenminste vooraf. Na de wedstrijd volgt de deceptie, maar het jaar erna zijn we weer de beste van de wereld. Ik vind het prima.
Maar ach, drie minuten. Wat zijn drie minuten in deze fase van de strijd?
Ik kijk niet zo heel veel tour de France, maar ik vind het wel razend interessant. Gisteren hoorde ik iets over dat iemand ergens een sprinter in de weg had gereden die op een goeie plek wilde zitten, en dan schijn je echt een beuk te krijgen. Dat soort tactische inzichten, die heb ik niet.
Als er een valpartij is liggen de Nederlandse klassementsrenners er steevast bij, de laatste jaren. Dat is inderdaad geen toeval. De echt goede renners zie je dan ook altijd vooraan.
Marianne Vos doet het toch uitstekend? 🙂
Oh en na vandaag is het al helemaal afgelopen voor Gesink en Mollema lees ik net. Het is maar goed dat ik het toch niet kan volgen.
Zeg Laurent, heb je wel genoeg aandacht voor Mary? Ik zie overal je reacties, je zit toch niet steeds achter je beeldscherm hè? 😉